Canon van Natuurmonumenten
De canon van Natuurmonumenten is de rijke geschiedenis van de vereniging, samengevat in 50 historische momenten, personen en gebeurtenissen. Van onze oprichting in 1905 tot de aanleg van Marker Wadden nu. Achter ieder venster gaat een schat aan verhalen schuil. Een uitnodiging om meer te ontdekken over onze historie en de gebieden van Natuurmonumenten. Bekijk hieronder alle 50 canonvensters!
1. Oprichting
De dreigende demping van het Naardermeer leidde op 22 april 1905 tot de oprichting van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Dat gebeurde op initiatief van schoolmeesters Jac. P. Thijsse en Eli Heimans. Plaats van handeling was het Amsterdamse Artis, waar 35 heren bij elkaar kwamen. Jac. P. Thijsse tekende als eerste de presentielijst.
De oprichting leidde tot de redding van het Naardermeer. In 1906 kocht de jonge vereniging het veenmoeras. Demping met Amsterdams stadsafval werd zo voorkomen. Dit burgerinitiatief was de start van een beweging om het kenmerkende Nederlandse landschap te beschermen.
2. Naardermeer
In 1906 kocht Natuurmonumenten het Naardermeer, een van de oudste natuurlijke meren van Nederland. Het werd het eerste natuurgebied van de jonge vereniging en is nu het oudste beschermde natuurreservaat in Nederland.
Het is een icoon om trots op de zijn. In het gebied broeden meer dan 75 soorten vogels, waaronder kolonievogels zoals de aalscholver en purperreiger. Tot 1988 genoot het gebied ook een zekere faam vanwege een kolonie lepelaars, die door de komst van de vos verdween. Het moerasgebied is tegenwoordig een groeiplaats voor zeldzame kranswieren en fonteinkruiden en leefgebied van de otter die hier in 2017 zijn weg terugvond dankzij nieuwe natuurverbindingen.
3. Vogeleiland Texel
Op 28 april 1909 werd de aankoop van zeven hectare hooiland in polder Waal en Burg bekrachtigd. Het jaarverslag spreekt van: 'eene gerenommeerde broedplaats voor weide- en watervogels, met een typische half-zilte weide-flora’. Het deed de opsteller van het jaarverslag, secretaris Jac. P. Thijsse (zie venster 18), veel plezier. Hij verbleef als jonge onderwijzer op Texel en voelde zich sterk met het eiland verbonden.
Spoedig volgden meer aankopen en schenkingen. Inmiddels beheert Natuurmonumenten onder meer drie eendenkooien, de monumentale molen ‘t Noorden en bloemrijke graslanden. De gebieden in de polder Waal en Burg waar het allemaal begon, vormen nu het grootste weidevogelreservaat van Nederland.
4. Leuvenumse Bossen gered
In 1910 onderhandelde Natuurmonumenten over maar liefst twee grote boscomplexen: de Leuvenumse Bossen aan de noordzijde van de Veluwe en Hagenau aan de Veluwzoom bij Rheden. Wat betreft de Leuvenumse Bossen was bekend dat de eigenaren het wilden verkopen en dat: ‘kaalslag hoogstwaarschijnlijk het resultaat van dien verkoop zou zijn’.
Dat wilde de vereniging voorkomen. Na discussie ‘waarbij van verschillende zijde de belangrijkheid van het bosch uit natuurhistorisch en maatschappelijk oogpunt was aangetoond’, besloot het bestuur te pogen het bos te kopen door een lening van 250.000 gulden af te sluiten. De obligaties waren spoedig geplaatst en in 1911 kon de overdracht van de bossen plaatsvinden.
5. In actie voor Oisterwijkse Bossen en Vennen
De VVV van Oisterwijk vroeg Natuurmonumenten in 1912 om hulp. Grote delen van de bossen en vennen bij het Brabantse dorp waren in handen gekomen van een exploitatiemaatschappij. Het plan was de vennen te draineren, de bossen te kappen en er villa’s te bouwen. Reden voor de jonge vereniging om samen met de VVV geld te zoeken voor aankoop. Penningmeester Piet van Tienhoven van Natuurmonumenten en secretaris van de VVV George Perk waren hierbij de voortrekkers.
Mede dankzij steun van omliggende gemeenten en de provincie werden in 1913 de eerste vennen gekocht en daarmee veiliggesteld. Thijsse meldde trots in het jaarverslag van Natuurmonumenten dat natuurbescherming voor het eerst met publiek geld werd gesteund. De jaren daarna volgden nog zo’n twintig aankopen in de Oisterwijkse Bossen en Vennen. Van Tienhoven kreeg als dank van de lokale bevolking in 1935 een bank geschonken. Ook werd er een laan naar hem vernoemd.
6. Carum-terreintje
De omgeving van Weert trok al vroeg de belangstelling van plantenkenners. Een pionier was Mathijs Ver Straeten (1851-1922), directeur van de Kweekschool in Weert. Hij publiceerde regelmatig over zijn ontdekkingen en pleitte voor de bescherming van de groeiplaatsen.
Ver Straeten leidde Piet van Tienhoven (venster 22) en Jac. P. Thijsse (venster 18) rond in de omstreken van Weert. Met resultaat, want dit leidde in 1916 tot de aankoop van een moerasbos aan de Tungelrooijsche Beek, vooral belangrijk als groeiplaats van Carum verticillatum (kranskarwij). Het natuurgebied ging de geschiedenis in als het Carum-terreintje. Helaas werd de Tungelroyse beek eind jaren dertig gekanaliseerd, waardoor het terreintje verdroogde en de kranskarwij verdween. Het zou nog tot 1975 duren voordat Natuurmonumenten met aankoop van De Krang nieuwe gebieden verwierf in de omgeving.
7. Eerste landgoed De Braak
Buitenplaats De Braak bij Paterswolde was in 1920 de eerste verwerving van een compleet landgoed. Niet de natuurwaarden gaven de doorslag, maar de wens om De Braak als wandelpark voor de stad Groningen en de streek te behouden. Ook onder Natuurmonumenten bleef het een druk bezocht wandelpark, voorzien van de nodige attracties zoals een kettingbrug, een doolhof en een kiosk.
In de afgelopen honderd jaar zocht Natuurmonumenten naar een evenwicht tussen een aantrekkelijk wandelpark en de hoge natuur- en cultuurwaarden. Het park is van cultuurhistorisch belang als gaaf voorbeeld van het werk van de tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851). Ook enkele van de vroegere attracties zoals het fraaie parkbos, doolhof en de kettingbrug zijn nog altijd aanwezig. Zij vertellen het verhaal van ruim honderd jaar natuur, cultuur en vertier op De Braak.
8. Jaarvergadering
De jaarvergadering was lang het hoogtepunt van het verenigingsjaar van de Natuurmonumenten. Tijdens deze vergaderingen werd het wel en wee van de vereniging door het bestuur besproken met de leden. De ledengroei, nieuwe aankopen, personalia van bestuursleden, het kwam allemaal langs. Ook was er na de vergadering vaak nog een lezing of voordracht te horen. De verslagen van de jaarvergaderingen verschenen gebundeld als jaarboeken en werd de leden toegezonden, later aangevuld met artikelen over natuurbeheer en gebieden van Natuurmonumenten.
Op 19 maart 1927 werd de jaarvergadering gehouden in het Koloniaal Instituut in Amsterdam. De derde zaterdag van maart zou het vaste moment voor de jaarlijkse toogdag worden. Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw was de derde zaterdag van maart vaste prik voor de jaarvergadering van Natuurmonumenten.
9. Nieuwe natuurorganisaties
In tien jaar tijd werden elf nog altijd bestaande provinciale landschappen opgericht. Het initiatief hiervoor lag bij Piet van Tienhoven (venster 22), voorzitter van Natuurmonumenten. Vooral landgoederen en buitenplaatsen werden volgens hem ernstig bedreigd. Van Tienhoven vond Natuurmonumenten te klein om overal in het land actie te ondernemen. Reden om provinciale organisaties op te richten, waarbij hij zelf de eerste besturen organiseerde en namens Natuurmonumenten honderd gulden startkapitaal meegaf.
Op 9 maart 1927 werd Stichting Het Utrechts Landschap als eerste opgericht en op 8 december 1936 sloot Stichting Landschap Noord-Holland de rij. De provinciale landschappen moesten vooral natuurschoon van regionaal belang zien veilig te stellen. Zelf beheren of aankopen was niet per definitie de doelstelling. Toch werden sommige provinciale landschappen al snel eigenaar van terreinen van enige omvang. Daar waren zeker in Utrecht en Gelderland veel landgoederen en buitenplaatsen bij.
10. Veluwezoom
Veluwezoom stond al vroeg in de belangstelling van Natuurmonumenten. Al in 1911 kocht de vereniging de bossen van Hagenau aan, die met kap werden bedreigd. Met deze 381 hectare werd de basis gelegd voor het latere nationaal park. Sinds deze eerste Veluwse aankoop breidde Natuurmonumenten haar bezittingen op de Veluwe uit om boskap en ontginning te voorkomen.
Na toevoeging van Beekhuizen, Herikhuizen en de Rheder- en Worthrhederheide werd Veluwezoom in 1930 het eerste Nationale Park van Nederland. ‘Een grootsche daad is voor onze Vereeniging weggelegd: het stichten van een Nationaal Park in het midden van ons land, ten behoeve van alle Nederlanders.' Dat schreef Natuurmonumenten in een folder om fondsen voor deze aankopen bijeen te krijgen.
11. Heide
Op de jaarvergadering (venster 8) van 16 maart 1929 werd een voordracht gehouden over het maatschappelijk, wetenschappelijk en esthetisch belang van het behoud van de heide. In die tijd was aandacht voor behoud van de heide hard nodig. Heidevelden werden begin twintigste eeuw op grote schaal ontgonnen voor de landbouw. Reden voor Natuurmonumenten om te pogen enkele bijzondere heidevelden door aankoop te beschermen.
In 1930 werd de eerste 330 hectare van wat nu Nationaal park Dwingelderveld is aangekocht. Over de aankoop van heidevelden in het Nationaal park Veluwezoom (venster 10) werd dat jaar eveneens onderhandeld. Zo wist Natuurmonumenten het areaal heide in haar bezit belangrijk uit te breiden en bleef in ieder geval een deel van dit iconische paarse landschap voor de toekomst behouden.
12. De boswachter
De geschiedenis van Natuurmonumenten is vanzelfsprekend ook de geschiedenis van al diegenen die werkten én werken in de aangekochte gebieden. Onder de verzamelnaam boswachter vallen al die talloze opzichters, toezichthouders, boswerkers en het andere personeel dat dagelijks in de gebieden te vinden was en is.
Op de foto als voorbeeld B.J. Teunissen, boswachter in Nationaal park Veluwezoom (venster 10). Hij is gekiekt voor het fotoalbum dat Piet van Tienhoven (venster 22) uitgereikt kreeg namens Natuurmonumenten bij zijn zeventigste verjaardag. Het toont een boswachter zoals wij die ons uit het verleden voorstellen. Een standaard uitrusting hadden de vooroorlogse boswachters nog niet. Pas veel later zou er bij Natuurmonumenten een standaard uniform gedragen worden.
13. Aankoop Loonse en Drunense Duinen
Op 24 oktober 1931 was het feest. Natuurmonumenten vierde haar 25-jarig bestaan met een bijeenkomst in het Amsterdamse Tropeninstituut, waarbij onder andere Prins Hendrik aanwezig was. Tijdens zijn toespraak maakte voorzitter Piet van Tienhoven een bijzondere aankoop bekend: de Loonse en Drunense Duinen.
In het geheim, om prijsopdrijving te voorkomen, was Natuurmonumenten al sinds 1921 actief in het Brabantse gebied. Het was niet eenvoudig: de eigendomssituatie was zeer versnipperd. En door de geheimhouding was het ook niet mogelijk hulp van het publiek in te roepen. Het duurde dan ook zo’n tien jaar voordat het geregeld en gefinancierd was. Secretaris Jac.P. Thijsse beschreef het als een gebied dat ‘op waarlijk grootsche wijze het verschijnsel van zandverstuiving te aanschouwen geeft.’ Die woorden zijn dik een eeuw later altijd nog van toepassing.
14. Eerste aankoop in De Wieden
De aankoop van de Bakkerskooi legde in 1934 het fundament voor een van de grootste natuurgebieden van Natuurmonumenten: De Wieden. De vereniging was in de oude eendenkooi geïnteresseerd vanwege de aalscholverkolonie van bijna duizend broedparen. Bovendien was rondom de kooi een rijke en karakteristieke moerasflora te vinden. Over de aankoop schreef Natuurmonumenten in het jaarverslag: ‘Het geheel vormt een natuurmonument in den waren zin des woords en de aankoop werd dan ook algemeen toegejuicht.’
De eerste aankoop betrof 25 hectare. Het bleek het begin van iets groots. Gaandeweg is het bezit steeds verder uitgebreid en inmiddels beheert Natuurmonumenten er zo’n 6.200 hectare. Samen met de Weerribben vormt De Wieden nu een nationaal park. Het is het grootste aaneengesloten veenmoeras van Noordwest-Europa, ruim 10.000 hectare.
15. Buitenplaats Gooilust
Voorzitter van Natuurmonumenten Piet van Tienhoven zal wel opgekeken hebben toen twee dames zich in 1930 meldden bij zijn Amsterdamse woning. Het waren jonkvrouw Louise Blaauw-Six en haar huishoudster. Six deed Van Tienhoven een voorstel: als Natuurmonumenten haar ouderlijk buiten Hilverbeek zou kopen van haar broer, zou zij haar buitenplaats Gooilust nalaten aan de vereniging. Aldus geschiedde: Natuurmonumenten kocht in 1933 Hilverbeek en bij overlijden van Six in 1934 kreeg Natuurmonumenten Gooilust nagelaten.
Dat ging nog niet zonder slag of stoot, want Frans Blaauw, de echtgenoot van Six, betwiste het testament. Hij had op Gooilust een grote verzameling exotische planten en dieren gehuisvest. Uiteindelijk werd Natuurmonumenten in het gelijk gesteld. De dieren verdwenen, maar de verzameling bijzondere bomen en planten is nog altijd te zien op Gooilust.
Oorlog en bezetting
Natuurmonumenten bleef als vereniging tijdens de bezetting bestaan, maar kreeg in toenemende mate te maken met de invloed van de oorlog in haar gebieden. Gebieden en materialen werden gevorderd voor militaire doeleinden. Zo nam de bezetter al in 1940 75 hectare van de Loonse en Drunense Duinen in beslag voor militair gebruik. Op Veluwezoom werd leem afgegraven en uit Voornes Duin vorderde de Wehrmacht ongeveer 1.000 m3 zand.
Ook werd er steeds meer hout gevorderd. In het jaarverslag 1943-1944 stond een behoorlijke lijst van 30.000 m3 hout dat uit bossen van Natuurmonumenten gehaald was. Voor deze vorderingen werd overigens wel betaald. Het laatste oorlogsjaar nam de invloed op de terreinen drastisch toe. Diverse natuurgebieden, zoals de Mookerheide en de Loonse en Drunense Duinen, kwamen in de frontlinie te liggen. Gebouwen en gebieden raakten beschadigd of werden verwoest. Daarnaast leidde de hongerwinter tot houtkap door burgers, zoals in het Corversbos en Nijenburg. Al kort na de oorlog werd de schade zo goed mogelijk hersteld.
17. De Krasnapolsky-bijeenkomst
Op zaterdag 18 maart 1944 vond de jaarvergadering (venster 8) plaats in de grote zaal van het Amsterdamse hotel Krasnapolsky. Aanvankelijk verliep de 39e algemene ledenvergadering zoals gebruikelijk: rustig en beschaafd. Dat veranderde toen Wim Klinkenberg, voorzitter van de NJN het woord nam. Diverse leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie waren naar Amsterdam afgereisd om bestuur en beleid van Natuurmonumenten te bekritiseren: ‘De natuur en niet het bestuur van Natuurmonumenten zal bepalen of zij schoon zal zijn’, aldus Klinkenberg over het beheer van het Naardermeer.
Het leidde tot grote verontwaardiging bij Piet van Tienhoven (venster 22), maar ook tot het begin van een omslag in het denken over het organiseren van de vereniging en het natuurbeheer. Wim Klinkenberg zou later naam maken als journalist, berucht door onder andere zijn aanvallen op het Koninklijk Huis.
18. Jac. P. Thijsse
Hij was een echte BN'er: Jacobus Pieter Thijsse (1865-1945). Al van jongs af aan trok hij de natuur in. Hij werd onderwijzer, maar schreef naast zijn werk veel over de natuur. Zo publiceerde hij vele boeken en artikelen, maar ook columns in de krant. In 1904 vroeg hij als een van de eerste aandacht voor de bedreigingen van het Naardermeer. Niet verwonderlijk dat hij in 1905 tot de oprichters van Natuurmonumenten behoorde.
Als secretaris zou hij een grote rol spelen in de vereniging. Maar ondertussen schreef hij ook de plaatjesalbums voor de koekfabrikant Verkade. Generaties zouden met deze albums opgroeien. Zo werd Thijsse een bekende Nederlander, die net zo makkelijk Prins Bernard rondleidde in het Naardermeer als correspondeerde met zijn bewonderaars. Tot het eind van zijn leven bleef Thijsse, optimistisch als hij was, werken aan de bescherming van de natuur die hem zo lief was. Tot ver na zijn dood bleef hij de bekendste natuurbeschermer van Nederland- misschien wel tot vandaag de dag.
19. Hans Gorter
Wellicht is hij minder bekend dan Piet van Tienhoven (venster 22) en zeker Jac.P. Thijsse (venster 18). Toch is ook Hans Gorter (1914-2001) bepalend geweest voor Natuurmonumenten. Hij was in 1940 in dienst gekomen bij de vereniging en speelde een belangrijk rol bij de veranderingen in de organisatie na de Krasnapolsky-bijeenkomst (venster 17).
In 1947 werd hij benoemd als directeur in de eerste, driekoppige directie van Natuurmonumenten. Vanuit die rol zou hij tot aan zijn pensionering van grote invloed zijn. Hij was onder andere nauw betrokken bij de overdracht van Hackfort (venster 35) door de familie Van Westerholt. Na zijn pensionering schreef hij een standaardwerk over de geschiedenis van Natuurmonumenten: Ruimte voor natuur (1986).
20. Eerste ledenhandboek
‘Een beeld geven van de lange rij van kostelijke bezittingen’, was het doel van het eerste handboekje. Het bleek een succesnummer: vele herdrukken zouden volgen.
In 2016 verscheen de twaalfde editie, heel wat kleurrijker dan de eersteling uit 1949. Bood het eerste handboek vooral ‘zakelijke gegevens’, in de laatste editie ligt de nadruk op het zelf beleven van de natuur in onze gebieden.
21. Landschappelijk schoon Eerder Achterbroek
Philip Dirk baron van Pallandt verkocht in 1949 het mooiste deel van zijn landgoed aan Natuurmonumenten: het Eerder Achterbroek in Overijssel.
Van Pallandt was al jarenlang actief als bestuurslid bij Natuurmonumenten. Daarnaast was hij een bevlogen mens die zijn landgoed en kasteel had opengesteld voor de scouting en de theosofische beweging van Krishnamurti. Door financiële problemen moest hij echter delen van zijn bezit verkopen. Het mooiste deel vond de baron het Eerder Achterbroek. Een kleinschalig cultuurlandschap met boerderijtjes, houtwallen, akkers en hooilanden langs de beek. Dit eeuwenoude landschap zag de baron graag bewaard voor de toekomst. Het Eerder Achterbroek was het eerste landschapsreservaat van Nederland. Later verwierf Natuurmonumenten ook de rest van landgoed Eerde.
22. Piet van Tienhoven
Op 5 mei 1953 overleed Pieter Gerbrand van Tienhoven op 77-jarige leeftijd. Daarmee kwam een einde aan een leven dat in dienst stond van de natuurbescherming, nationaal en internationaal. Van Tienhoven, telg uit een Amsterdamse patriciërsfamilie, was van 1907 tot zijn overlijden penningmeester. Van 1925 tot 1952 was hij daarnaast voorzitter. Met Jac. P. Thijsse zette hij Natuurmonumenten op poten. Samen kochten ze gebieden aan, want dat was, zo was hun overtuiging, de beste manier om de natuur te beschermen. Van Tienhoven deed de financiële kant, daarbij geholpen door een groot netwerk in bestuurlijk Nederland. Thijsse ondersteunde de financiering met lyrische beschrijvingen van de betreffende gebieden.
Voormalig landgoed Kampina (NB) had een bijzondere betekenis voor Van Tienhoven. Zijn as is na zijn overlijden bijgezet in een monument op een door hemzelf gekozen plek in dit gebied. Het monument bestaat uit vier grote zwerfkeien uit Drenthe en Twente. Op één van de stenen staat gebeiteld: “Nederlands groote natuurbeschermer.” Na zijn overlijden liet hij zijn statige grachtenpand in Amsterdam (Heerengracht 540) en inboedel na aan Natuurmonumenten. Die hield er kantoor tussen 1953 en 1975.
23. Genhoes aangekocht
Spannende momenten op de veiling dinsdag 18 oktober 1955. Directeuren Wim Eshuis, Hans Gorter (venster 19) en voorzitter Joan Albert van Steijn, bieden op kasteel en landgoed Genhoes in Oud-Valkenburg. Ze doen dit aanvankelijk anoniem en met een volmacht getekend door het voltallige bestuur. Als het winnende bod is uitgebracht, maken zij zich bekend als vertegenwoordigers van Natuurmonumenten. De reacties waren positief.
Het was een belangrijke aankoop. Niet alleen verwierf de vereniging een heus kasteel, maar minstens zo belangrijk waren de bijbehorende landerijen: een fraai gedeelte van het Geuldal, bijzondere hellingbossen en de akkers die al eeuwen bij Genhoes behoorden. ‘Een der fraaiste specima van het Zuid-Limburgse landschap’, noemde botanicus Victor Westhoff het landgoed in een brief. De aankoop van Genhoes bood het bestuur een uitgelezen kans om het aanstaande 50-jarig jubileum van Natuurmonumenten kracht bij te zetten en om de erfenis van Piet van Tienhoven goed te besteden. Daarmee bleef een van de belangrijkste landgoedensembles van Zuid-Limburg als eenheid bewaard, tot op de huidige dag.
24. Gouden jubileum
Het Gouden Jubileum – 50-jarig bestaan – van Natuurmonumenten werd op 17 maart 1956 gevierd in het Amsterdamse Concertgebouw. Eregast was beschermvrouwe Koningin Juliana.
Het personeel bood tijdens de feestelijkheden het bestuur een grote wandkaart aan met daarop alle toenmalige natuurgebieden van de vereniging. De kaart is vervaardigd door mevrouw M. Paulsen.
(25) Duinen
(26) Eerste logo
27. Grote Stern gered
In 1963 constateerden vogelwachters op Griend dat veel jonge grote sterns dood neervielen. De achteruitgang was catastrofaal. Onderzoek leidde naar een fabriek in de Botlek die chloorkoolwaterstoffen in het water loosde. Dankzij een betere waterzuivering stopte de vervuiling in 1965. De grote stern was voor Nederland gered.
(28) Actie Deelerwoud
29. Eerste ledentijdschrift
Sinds het prille begin ontvingen leden jaarverslagen en later handboekjes. Contact met leden en publiek werd steeds belangrijker. In 1970 verscheen het eerste nummer van het ledentijdschrift Natuurbehoud.
Nog altijd verschijnt het ledenmagazine, sinds 2012 elk kwartaal onder de naam Puur Natuur.
(30) Oudemanspenning
(31) 100.000e lid
(32) Eerste bezoekerscentrum
33. Kantoor Schaep en Burgh
Het Amsterdamse hoofdkantoor van Natuurmonumenten werd te klein voor de groeiende organisatie. In 1975 vertrok de vereniging uit de hoofdstad en vestigde haar hoofdkantoor in het groen. Dit gebeurde op de mede voor dit doel verworven buitenplaats Schaep en Burgh in ’s-Graveland.
Het landelijk kantoor van Natuurmonumenten verhuisde in 2020 van 's-Graveland naar Amersfoort. Daarmee vestigde de vereniging zich centraler in Nederland en op steenworp afstand van een treinstation.
34. Aktie Geuldal
Samen met Stichting Het Limburgs Landschap organiseerde Natuurmonumenten in 1977 Aktie Geuldal. De campagne werd een groot succes. Het doel, de aankoop van enkele vakwerkboerderijen en een watermolen met gronden langs de Geul, werd makkelijk gehaald. Zo werd de basis gelegd voor de natuurbescherming in het Boven-Geuldal.
35. Hackfort toevertrouwd
Arend baron van Westerholt zocht jaren naar een goede bestemming voor zijn landgoed Hackfort bij Vorden na zijn overlijden. Het behoud en bijeenhouden van zijn geliefde landgoed met kasteel, boerderijen en kleinschalig boerenlandschap stond daarbij centraal.
De goede banden met directeur Hans Gorter leidden er waarschijnlijk toe dat het gave landgoed aan Natuurmonumenten werd nagelaten. Het landgoed ging bij legaat over naar Natuurmonumenten toen de laatste barones in 1981 overleed. Natuurmonumenten draagt sindsdien zorg voor het vele culturele erfgoed van het landgoed, zoals de boerderijen, de watermolen, het dorsmolenhuisje en de beelden van Hackfort.
(36) Weidevogels
37. Plan Goudplevier
Met Plan Goudplevier in Drenthe lanceerde Natuurmonumenten in 1992 het eerste grote natuurontwikkelingsproject op de zandgronden. Door landbouwgrond om te vormen naar heide werden kleine natuurgebieden met elkaar verbonden. Het plan genereerde veel publiciteit en kende felle voor- en tegenstanders. Uiteindelijk ontstond er rond het Mantingerveld één groot, aaneengesloten natuurgebied.
Het plan werd vernoemd naar de goudplevier die vroeger in de heidevelden en hoogveenmoerassen van Drenthe broedde. In 1937 was het laatste broedgeval in ons land. De kans dat de kleine steltloper hier weer gaat broeden, is klein. Maar veel andere planten- en diersoorten die eeuwenlang in Drenthe een geschikt leefgebied hadden, hebben dankzij Plan Goudplevier weer een toekomst.
(38) Doelstellingennota
39. Overdracht Sint-Pietersberg
In 1923 protesteerde Natuurmonumenten al tegen het afgraven van de Sint-Pietersberg voor cementwinning. Wie kon toen bevroeden dat de berg in 1995 en de groeve in 2020 aan de vereniging zouden worden overgedragen?
Berg en groeve aan de rand van Maastricht vormen een paradijs voor planten, dieren én mensen. Midden in een stedelijke omgeving komen zeldzame kalkgraslanden en een indrukwekkende geschiedenis samen. Natuurmonumenten wil de natuur in de groeve alle kansen geven om zich te ontwikkelen tot een voor Nederlandse begrippen uniek natuurgebied.
(40) Natuurontwikkeling Tiengemeten
Hydrologisch herstel Fochteloërveen
Om water vast te houden en het veen te beschermen tegen verdroging plaatste Natuurmonumenten in 1998 damwanden van hout in het hoogveenlandschap van het Fochteloërveen. Kort na het ingrijpende herstelproject keerde de kraanvogel in 2001 terug als broedvogel in het hoogveen, na eeuwen afwezigheid.
Vanaf 2022 zijn veel lekkende damwanden vervangen door nieuwe kades van zand en leem die het water veel beter vasthouden. Door deze ingrepen kan de natuur van het hoogveengebied zich herstellen en functioneert het Fochteloërveen als een echte klimaatbuffer.
(42) Erfgoed in het hart
(43) Waterloopbos
44. 100-jarig bestaan
Het eeuwfeest van honderd jaar Natuurmonumenten ging gepaard met uitgebreide festiviteiten. Koningin Beatrix kreeg het eerste exemplaar van het jubileumboek uitgereikt in de Utrechtse Jaarbeurs. Ook verschenen er speciale postzegels met afbeeldingen van het Naardermeer en de Brunssummerheide en was er een groot personeelsfeest.
45. Recreatievoorzieningen
Beheer van natuur gaat bij Natuurmonumenten van oudsher hand in hand met beleving en recreatie in de natuur. Voorzieningen voor bezoekers variëren van bankjes tot vogelkijkhutten. De huidige uitkijktoren in de Kaapse Bossen stamt uit 2006, maar kent verschillende oudere voorgangers. Al sinds begin twintigste eeuw genieten wandelaars hier van het weidse uitzicht.
(46) 100.000e hectare
(47) OERRR
(48) Parkbos Haarzuilens
49. Kustpact
In 2016 riep Natuurmonumenten samen met andere natuur- en milieuorganisaties op tot betere bescherming van de kust. Een wildgroei aan bouwplannen bedreigde de natuur, rust, ruimte en weidse uitzichten.
Het menselijk lint in de campagne ‘Bescherm de Kust’ was een zichtbaar teken van grote steun uit de samenleving. Het resulteerde in het Kustpact, afspraken tussen meer dan 60 overheden en organisaties over bescherming van de kust.
50. Marker Wadden
Het maken van nieuwe eilanden in het Markermeer is een verbluffend staaltje van Nederlands watermanagement én natuurherstel. Door innovatief bouwen met en voor de natuur ontstonden de Marker Wadden: slikken, kwelders, duinen en rietmoeras. De resultaten zijn veelbelovend: de waterkwaliteiten verbetert en de eilanden zijn een waar vogelparadijs.
Het nieuwe natuurgebied omvat inmiddels zeven eilanden waarvan alleen het Haveneiland toegankelijk is voor publiek. Duizenden vogels zijn al op Marker Wadden afgekomen, om te broeden of om eten te zoeken en uit te rusten. In totaal zijn er 140 verschillende soorten vogels gezien.