Ga direct naar inhoud

Jaarverslag 2020: Droogte en klimaat

Nederland kampte in 2020 voor het derde opeenvolgende jaar met perioden van langdurige droogte in combinatie met hoge temperaturen. De gevolgen voor de natuur zijn ingrijpend, bleek uit een inventarisatie die we maakten.

Droogte en klimaat

Door de droogte van vennen en poelen in de hoger gelegen delen van Nederland konden diverse beschermde amfibieën als de boomkikker, de knoflookpad en de vroedmeesterpad zich niet voortplanten. De kamsalamander dreigt uit Salland, Twente, Limburg en Brabant te verdwijnen. Berken, eiken, beuken en andere loofbomen gingen al in augustus in de herfststand. Eeuwenoude eiken kwijnden, jonge aanplant verdorde. Er waren meer meldingen van plaaginsecten, zoals de letterzetter in naaldbomen. Kwetsbare planten stierven af, bijvoorbeeld klokjesgentiaan op de heide en orchideeën in hooi- en rietlanden. Voor vlindersoorten, zoals het zeldzame heideblauwtje, de heivlinder en de kommavlinder, pakte de droogte slecht uit. Ook bij meer algemene soorten, bijvoorbeeld kleine vos, bruin zandoogje en koevinkje, was de achteruitgang groot. In laag Nederland kregen weidevogels minder kuikens. Voor de kuikens die nog wel uit de eieren kwamen, was er minder voedsel en ze waren vaker slachtoffer van roofdieren. Ook vogels die langs de kust en in moerassen broeden, beleefden een slecht seizoen.

De droogte toonde opnieuw aan dat het watersysteem in ons land niet in staat is om extreme weersomstandigheden op te vangen. Dit systeem, dat stamt uit de vorige eeuw, is gemaakt om water zo snel mogelijk af te voeren. Perioden van droogte, zoals we die nu hebben meegemaakt, zijn de nekslag voor veel planten- en diersoorten. Omdat we door klimaatverandering vaker met perioden van hoge temperaturen en droogte te maken krijgen, zetten we ons in voor een ingrijpende herinrichting van het watersysteem.

In onze contacten met landelijke en provinciale overheden en waterschappen drongen we aan op de realisatie van een systeem waarin het vasthouden van water centraal staat, zodat er ook in periodes van droogte voldoende water voor planten en dieren beschikbaar blijft. Dat vergt een verhoging van de grondwaterstand naar een dusdanig niveau, dat er ook in perioden van langdurige droogte en hoge temperaturen voldoende water voor de natuur is. Het is een niveau dat bovendien droogteschade in de landbouw voorkomt en kwaliteit en kwantiteit van beschikbaar drinkwater voor mensen garandeert.

In enkele delen van hoog Nederland werken we samen met waterschappen en andere natuurorganisaties aan de realisatie van een dergelijk watersysteem. Bijvoorbeeld in het beekdal van de Dommel, ten zuiden van Eindhoven. Daar staat de komende jaren veel te gebeuren. In het afgelopen jaar hebben we in de natuurgebieden slootjes gedempt en ondieper gemaakt om het water beter vast te houden in het gebied. Het gebied is daardoor al wat natter geworden, maar nog lang niet voldoende. Samen met het waterschap hebben we onderzoek gedaan naar herstelmaatregelen voor de komende jaren. Uit dat onderzoek volgt dat we nog veel maatregelen kunnen nemen. De beek kan op sommige plekken weer meer gaan kronkelen. Verder is het belangrijk om de ontwateringssloten die parallel aan de beek gegraven zijn flink ondieper te maken. Ook de beek zelf kan ondieper gemaakt worden en zo ook meer ruimte krijgen om te overstromen. Op deze manier kan er meer water in de grond wegzakken, waardoor het grondwater kan worden aangevuld.

Water vasthouden is ook de insteek bij de projecten die worden uitgevoerd langs de Geul in Zuid-Limburg. In 2020 hebben we drainages in percelen die natuurbestemming hebben (gekregen) verwijderd, waarmee (kwel)water goed benut wordt en natte hooilanden bloemrijker worden. De komende jaren wordt regenwater beter vastgehouden waar het valt en is er meer dynamiek in de beek, zodat hoogwaterpieken opgevangen kunnen worden. En met de aanplant van struwelen zal de waterafvoer worden vertraagd.

In de Zuidwestelijke Delta rondden we samen met Rijkswaterstaat een project af dat anticipeert op de klimaatverandering. De Roggenplaat, de grootste en meest voedselrijke zandbank in Nationaal Park Oosterschelde, is opgehoogd met 1,4 miljoen kubieke meter zand. Daarmee behoudt de plaat, die steeds verder afkalfde, de komende 20 tot 25 jaar zijn functie als wegrestaurant voor trekvogels zoals kanoetstrandlopers, rosse grutto’s, zilverplevieren en wulpen. De suppletie van de Roggenplaat was onderdeel van het project Smartsediment, dat subsidie krijgt van het Europese programma Interreg V Vlaanderen-Nederland.