Ga direct naar inhoud
Nieuws

Lila en oranje

27 mei 2021 | Olga Ekelenkamp

Mijn voorjaar begint pas écht als de eerste pinksterbloemen bloeien. Geen enkele voorjaarsbloeier kan op tegen dit ranke plantje met een klein rozetje, bladeren als veertjes en de betoverende lila pastelkleur. Puur lentegeluk! Om de feestvreugde nóg groter te maken, fladdert er -met een beetje mazzel- een prachtig vlindertje tussen de pinksterbloemen.

oranjetipje op pinksterbloem

De mannelijke variant van deze vlinder is heel makkelijk te herkennen. Het lijkt alsof zijn beide vleugels even in de oranje verf zijn gedoopt. Oranjetipje is dan ook niet zo’n vreemde naam voor deze vlinder. Het vrouwtje is wit, maar de onderkant van haar vleugels zijn -net als bij het mannetje- geelgroen gemarmerd. 

Eigenlijk net zoals alle insecten, hebben oranjetipjes een fascinerend leven. Nou ja, het grootste gedeelte van hun leven brengen ze als verpopte rups door op de schors van een boom. Maar als eind april de verse vlinders uit hun pop kruipen begint hun korte avontuur. Eerst komen de mannen en twee weken later verlaten de dames hun cocon. Dat verklaart gelijk waarom we rond Koningsdag zoveel vlinders met oranje vleugeltipjes zien vliegen. De mannen patrouilleren langs een vaste route op zoek naar een vrouwtje. Omdat vrouwtjes maar één keer kunnen paren, heeft het mannetje geen tijd voor langdurige versierpogingen. Als het vrouwtje haar achterlijf in de lucht steekt, weet de man al genoeg. Verder zoeken! Het oranjetipje zet haar eitjes af op de pinksterbloem. Omdat een pinksterbloem precies genoeg voedsel biedt voor één rups, komt er op elke bloem één eitje. Als de rupsjes uit hun ei komen, doen ze zich te goed aan de malse zaden. 

In mijn herinnering stonden vroeger de weilanden bomvol pinksterbloemen. Helaas zijn de lila landjes tegenwoordig ver te zoeken. Hoewel pinksterbloemen nog steeds overal in het land voorkomen is het aantal de laatste decennia flink gekelderd . Dat geldt ook voor het gezoem en gegons in het veld. In minder dan één generatie is het aantal vliegende insecten, waaronder vlinders en bijen, met 75% afgenomen. 

Pinksterbloemen, maar ook veel andere planten, houden van natte graslanden en vochtige hooilandjes: niet te droog en niet teveel bemest. Natuurmonumenten doet er alles aan om de vochtige hooilandjes in de Vechtplassen aantrekkelijk te maken voor zoveel mogelijk planten en insecten. Maar we kunnen het niet alleen. Daarom zijn we ook zo blij met boeren die hun land niet of minder intensief bemesten en randjes en hoekjes op hun land laten staan tijdens een maaibeurt. Dit zijn de plekjes waar onder meer pinksterbloemen en oranjetipjes zich thuis voelen. Het leuke is: in je eigen tuin kun je ook stukjes overslaan bij het maaien en daar de natuur haar gangetje laten gaan. En als we dat nou allemaal doen, dan kleurt Nederland in het voorjaar lila en oranje!

Wil je weer eens ouderwets genieten van een veld vol pinksterbloemen? Fiets dan eens langs de weilanden van boer Wilko Kemp aan de Herenweg of De Kwakel in Kortenhoef. 
 

Boswachter Olga Ekelenkamp
Olga Ekelenkamp