Ga direct naar inhoud
Nieuws

Bolwerk van zeer zeldzame zandhommel in Hoeksche Waard

29 september 2023 | Dionne Schouten-Heinrici

De Korendijkse Slikken is rijk aan diverse bloemen, planten en insecten. Daartussen zou je zomaar een bijzondere waarneming kunnen doen, namelijk de zeldzame zandhommel. Het robuuste karakter van het gebied, de grote oppervlakte en het vele eten dat ze er kunnen vinden, maakt dat het één van de laatste leefgebieden in Nederland is van deze vlieger.

Zandhommel

Panda van de Nederlandse Delta

Tot eind 20e eeuw was de zandhommel in heel Nederland een algemene soort. Sindsdien is het aantal waarnemingen in het overgrote deel van ons land sterk afgenomen. Het verdwijnen van ‘doodgewone’ bloemen in het Nederlandse landschap is een belangrijke oorzaak van deze enorme achteruitgang. Alleen op de Zuid-Hollandse Eilanden rond het Haringvliet en de Biesbosch komt de zandhommel nog voor. Het is een unieke en helaas ook bedreigde soort die daardoor ook wel de bijnaam ‘Panda van de Nederlandse Delta’ heeft gekregen.

Onderzoek naar de soort

Nog altijd is er vrij weinig bekend over deze hommelsoort. Iemand die inmiddels wel veel over de zandhommel kan vertellen, is vrijwilliger Gert Huijzers. Zo’n vier à vijf dagen in de week is hij in de natuur op de Hoeksche Waard te vinden, waarvan 80% van de tijd in het hommelseizoen opgaat in de zandhommel. Hij heeft al zoveel uren met ze doorgebracht dat hij ze direct weet te herkennen aan het zoemgeluid dat ze maken. Gert telt, bestudeert, analyseert en fotografeert de beestjes. Bovendien werkt hij mee aan onderzoeken van het EIS (kenniscentrum voor insecten). De onderzoeken zijn erop gericht om de soort voor Nederland te behouden. Gert draagt via de (sociale) media en presentaties veel van die informatie uit om meer aandacht en bewustwording te creëren.

Optimaal leefgebied

De uren in het veld hebben al veel in kaart gebracht over de zandhommel. Zo op het eerste gezicht lijkt het goed te gaan met het dier. Door een samenloop van diverse werkzaamheden in de regio, hebben de favoriete bloemen van de zandhommel veel ruimte gekregen om te groeien. Distelsoorten, witte dovenetel, smeerwortel, maar vooral rode en witte klaver zorgen voor een fijn leefgebied voor de zandhommel. Gedurende hun vliegseizoen foerageren de hommels op ruim dertig bloemsoorten, die qua bloei gelijktijdig zijn of in elkaar overlopen. Zandhommels blijven veelal ‘in de buurt’; ze leggen niet meer dan 500 – 1.000 meter af vanaf hun nest.

Zandhommel

Gaten in groene strook

De populatie zoekt echter wel naar mogelijkheden om de grenzen van ‘hun gebied’ te verleggen. En dat is waar het lastig wordt. Binnen dat bereik van 500 – 1.000 meter moeten ze dus gedurende het gehele hommelseizoen (maart – oktober) voldoende groeiende en bloeiende planten tegenkomen om de tocht naar nieuwe gebieden te overbruggen. Daarin spelen buitengebieden (denk aan dijken en wegbermen tussen natuurgebieden in) een belangrijke rol. Soms komen de zandhommels op de route geen of te smalle stroken natuur tegen. Soms komen ze wel in de basis geschikte plekken tegen, maar is alles kort gemaaid en zijn de bloemen verdwenen. Zo ontstaan er gaten in de ‘groene strook’ en wordt dus hun leefgebied ingeperkt. Deze ‘gaten’ (woestijnen) kunnen zij niet overbruggen en daardoor blijven ze geïsoleerd in hun oorspronkelijke leefgebied. Verdere verspreiding van hun voorkomen lukt dan niet. En dat brengt weer risico’s met zich mee. Komt er geen grote verbinding, dan treedt genetisch degenereren op door inteelt. De soort zwakt steeds meer af. Bovendien zijn kleine geïsoleerde populaties erg kwetsbaar voor veranderingen in klimaat en leefgebied. Grote populaties zijn beter bestand tegen deze veranderingen en hebben dus minder kans om uit te sterven.

Toekomstbeeld

Gelukkig hoeft volgens Gert de toekomst niet zo zwart te zijn: “De zandhommel is een soort die heel snel anticipeert. Ze verplaatsen zich continu door een gebied op zoek naar voedselrijke plekken. Als we bepaalde stukken herstellen en aanbieden aan ze, gaan ze daar gelijk op af.” Om daar te komen, hebben twee zaken aandacht nodig: een aaneenschakeling van leefgebieden is nodig om ze de ruimte te geven en niet alles moet overal in één keer worden weggemaaid. Veel andere vliegende insecten hebben daar ook baat bij. En vogels en kleine zoogdieren die insecten eten, profiteren daar op hun beurt ook weer van.

Er zijn al initiatieven gaande om hier mee aan de slag te gaan. Zo werkt HW Zoemt (samenwerkingsverband tussen verschillende organisaties, particulieren en gemeente) aan het vergroten van de biodiversiteit in de Hoeksche Waard. Via de wens voor een gerichter ecologisch beheer van dijken, akkerranden, wegbermen, slootkanten en natuurterreinen is na het onderzoek door het EIS (op verzoek van Provincie Zuid-Holland) het project ‘Zandhommelzuidas’ ontstaan: een groene verbinding van de Spuimonding tot aan de Biesbosch.

Natuurbeheer

Natuurmonumenten heeft deelgenomen aan overleggen hierin en de mogelijkheden binnen onze gebieden zijn verkend. Om de leefgebieden van de zandhommel te verbinden, kunnen wij veel bijdragen doordat een deel van de zuidrand Hoeksche Waard in ons beheer is (Korendijkse Slikken, Tiendgorzen, Oosterse en Westerse Laagjes en Tiengemeten). Aan de andere kant van het water beheren we de Beningerslikken, waar de zandhommel ook voor komt. De inspanningen voor de zandhommel sluiten goed aan bij de doelen die we sowieso al hebben gesteld voor de dijken en graslanden: ze bloem- en insectenrijker maken. Dat is een zaak van lange adem en consequent beheer, waar we met kleine aanpassingen ook extra rekening kunnen houden met een soort zoals de zandhommel. Zodat we niet alleen de leefgebieden op orde houden, maar ook de verbindingen versterken. We maaien al jaren gefaseerd, zodat er het hele zomerseizoen door bloeiende planten aanwezig zijn en we hanteren een intensiever verschralingsbeheer, zodat op korte termijn een bloemrijkere dijk wordt gerealiseerd.

Over hoe we nog beter rekening kunnen houden met de zandhommel, laten we ons adviseren door het EIS en vrijwilliger Gert. Ook de komende jaren optimaliseren we, waar mogelijk, stap voor stap ons dijkenbeheer. Tegelijkertijd zijn we in gesprek met EIS om te kijken hoe we samen monitoring en onderzoek in de kerngebieden kunnen verbeteren, zodat we meer te weten komen over de verspreiding en trends. Hopelijk gaan we ook beter begrijpen hoe de soort leeft en waarom deze nog stand heeft weten te houden in onze gebieden aan het Haringvliet, terwijl er in de rest van het land zo’n harde afname is geweest. Het moge duidelijk zijn dat we hier voor het behoud van deze prachtige soort een grote verantwoordelijkheid hebben en dat we alle initiatieven voor goed beheer en degelijke verbindingszones tussen de resterende populaties van harte toejuichen. Dat maakt de Hoeksche Waard nóg wat mooier!

Dionne Schouten
Dionne Schouten-Heinrici

Boswachter Communicatie en Beleven