Soort in de spotlight: De Veelvraat
De veelvaat (Macrothylacia Rubi) is een nachtvlinder die tot de spinners wordt gerekend. Dat is een groep van vlinders waarvan de rupsen cocons spinnen waarbinnen ze zich verpoppen. De beroemde zijde mot doet dat ook en van het spinsel van de Zijdemot (dus eigenlijk van zijn cocon) wordt zijde gemaakt.
Iets minder bekend is dat veel Nederlandse nachtvlinders vergelijkbaar gedrag vertonen. Die nachtvlinders rekenen we dus tot de spinners en de veelvraat hoort daar ook bij. Maar dat is niet de reden om hem hier eens wat nader te bekijken.
De veelvraat is in het Rijk van Nijmegen een algemene soort op heidevelden en we kunnen hem dus gemakkelijk tegen komen. Het is ook nog eens een opvallende soort (zowel de rups als de vlinder) door zijn bijzondere levenswijze. De vlinders vliegen vroeg in het voorjaar (mei is de topmaand). Hoewel het een nachtvlinder is vliegen de mannetjes vroeg in de schemering op zoek naar de vrouwtjes. Ze razen dan laag over de heide, want het zijn echte wildebrassen.
In mei worden de vrouwtjes bevrucht en dan worden de eitjes afgezet, vaak op heide, want dat is een belangrijke voedselplant. De soort heeft zijn naam te danken aan het feit dat hij als rups zo ongeveer alles lust. Dus hoewel struikheide zijn voorkeur heeft, kan de rups op veel verschillende planten gevonden worden. De jonge rups is bruin met oranje segmentringen, de volwassen rups is min of meer egaal bruin. Hij blijft eten tot diep in de herfst, daarna overwintert hij als volwassen rups om zich pas in het voorjaar (meestal april) in te spinnen en te verpoppen. De vlinders verschijnen dan in mei. Daarom is hij als rups vaak aan te treffen.
In de herfst (oktober of november) als de volwassen rupsen nog op zoek zijn naar een geschikte plek om te overwinteren en in de lente (maart of april) als de volwassen rupsen liggen te zonnen voordat ze zich gaan inspinnen. Tel bij dit gedrag op dat het best wel een grote soort is (de volwassen rups kan wel 7 cm lang zijn) en het is duidelijk dat hij vaak gezien wordt.
Hans GroenewoudÂ