Akoestische camouflage bij nachtvlinders
Nachtvlinders hebben ingenieuze strategieën ontwikkeld om zichzelf te beschermen tegen hun natuurlijke vijanden, zoals vleermuizen en zangvogels. Ze gebruiken visuele camouflage, zee gaan op in hun omgeving met behulp van vormen, kleuren en patronen die lijken op de achtergrond waar ze op rusten. Daarnaast gebruiken ze akoestische camouflage: haartjes die de echolocatie-roep van vleermuizen absorberen/verspreiden, waardoor de echo die terugkaatst afneemt in sterkte en de vlinder minder gemakkelijk wordt opgemerkt.
Op Schiermonnikoog bekijken onderzoekers Cynthia Boom en Wouter Halfwerk (Vrije Universiteit van Amsterdam) hoe deze camouflage-eigenschappen afgestemd zijn op de omgeving. Sommige soorten nachtvlinders komen in verschillende soorten landschappen voor, terwijl andere soorten gebonden zijn aan open gebieden of juist bossen. De plek waar de nachtvlinders voorkomen bepaalt natuurlijk ook welke roofdieren ze kunnen tegenkomen. Als we inzoomen op vleermuizen, dan zien we dat iedere Nederlandse vleermuissoort een uniek ‘roepje’ heeft, met een specifieke frequentie. De rosse vleermuis bijvoorbeeld gebruikt frequenties rond 25 kHz. Dat is voor een vleermuis vrij laag. Laag geluid draagt verder dan hogere geluiden. Dit past dus goed bij open velden waar de rosse vleermuis jaagt. De vleermuizen die in bossen jagen daarentegen gebruiken hogere frequenties, die gerichter zijn. Anders zouden ze verblind worden door alle terugkaatsende echo’s van bladeren en takken om hen heen.
Ook roofdieren zijn soms flexibel. De dwergvleermuis is een goed voorbeeld. Deze soort is op Schiermonnikoog regelmatig waargenomen, boven open gebieden, in het bos, en zo nu en dan ook in het dorp. Als je de frequentie van een normale roep van een dwergvleermuis in een grafiek uitzet tegen de tijd, zie je de vorm van een hockeystick. De gebruikte frequenties lopen van 70kHz tot 45 kHz (veel vleermuizen roepen van hoog naar laag). De piekfrequentie -het deel met het meeste energie- ligt rond de 45 kHz en de duur het roepje varieert van 2 tot 5 milliseconden. Maar als je deze zelfde dwergvleermuis monitort in open gebieden, dan liggen de frequenties van zijn roep tussen 50 en 30kHz met een piekfrequentie rond de 35-40kHz. Ook is het roepje dan langer, tot wel 10 milliseconden. Door dit aanpassingsvermogen kan de dwergvleermuis optimaal jagen in verschillende landschappen, waardoor hij een breed scala aan nachtvlinders kan tegenkomen.
De onderzoekers vermoeden dat de akoestische camouflage van nachtvlinders interactie-specifiek is. Dat wil zeggen dat een nachtvlindersoort beter gecamoufleerd is tegen de ene vleermuissoort dan tegen de andere. De onderzoekers willen de akoestische camouflage van de nachtvlinders daarom voor alle combinaties van nachtvlinders en vleermuizen in kaart gaan brengen. Daarnaast speelt ook nog de flexibiliteit van de vleermuizen een rol. Deze voortdurende interactie tussen nachtvlinder en vleermuis is een mooi voorbeeld van de doorlopende wapenwedloop die in de natuur plaatsvindt tussen roofdier en prooi.
Aanpassingen in camouflage of echolocatie kunnen leiden tot nieuwe strategieën van de tegenpartij. Dit dynamische evenwicht benadrukt de complexiteit en schoonheid van ecologische relaties.