Ga direct naar inhoud
Nieuws

Het verdwenen landschap

17 juni 2020 | Frans Bosscher

In de loop der eeuwen ontstond in onze delta een grote afwisseling aan landschappen, met hun eigen planten en dierenwereld. Wat is daar nog van over? We gaan op stap met verstokte wandelaars en zien door hun ogen dat het land ingrijpend is veranderd.

Koeien voor de skyline van Rotterdam

Een Vlaamse hoogleraar biologie maakte eens een mooie vergelijking: onze landschappen vormen samen ons geschiedenisboek. Een boek dat verhalen vertelt over hoe de wereld om ons heen vorm kreeg in wisselwerking met de mens. En wat een geweldige verhalen staan er in dit boek over onze lage landen. Over ijstijden toen gletsjers de bovenlaag van de aarde opschoven en stuwwallen creëerden. Over de eerste mensen die hier kwamen jagen en verzamelen, en hun doden begroeven in grafheuvels en hunebedden. Over de eerste boeren die raatakkertjes aanlegden en hun vee lieten grazen in de bossen. Over de Romeinen die van de Rijn een verdedigingslinie maakten met forten en garnizoensplaatsen. Over feodale heren die grachten om hun boerderijen groeven en mottes en kastelen bouwden. Over hun horigen die graangewassen (spelt, emmertarwe, eenkoorn), boekweit en groenten teelden op schrale akkers die ze vruchtbaar maakten met een mengsel van mest en heideplagsel. Over de aanwinning van land met aanleg van dijken en polders. Over het afgraven en droogleggen van veengebieden. Over veehouders die zoveel vee gingen houden dat bossen veranderden in heide en stuifzand. Over houthakkers die de resterende bossen kapten voor een vloot die de wereldzeeën veroverde. Over militairen die waterlinies met forten en vestingen bouwden. Over de snelle bevolkingsgroei na de industrialisatie, met uitbreiding van steden, dorpen en wegennetten. Over een overheid die na de Tweede Wereldoorlog het land opnieuw inrichtte om zoveel mogelijk voedsel te produceren. Dit is nog maar een kleine greep uit dat enorm rijke geschiedenisboek, waarover de Vlaming sprak. Hij maakte de vergelijking niet zomaar. Want wie het boek nu openslaat, zal merken dat er hoofdstukken zijn verdwenen, andere beslaan nog maar een paar regels. Daarmee raken we het zicht op onze geschiedenis, op de verhalen over onze afkomst, kwijt. Deel twee van zijn waarschuwing – hij was per slot van rekening bioloog – luidde dat door het verlies aan historische landschappen ook veel planten en dieren verdwijnen. Want elk landschap dat in de loop der eeuwen ontstond, kreeg z’n eigen bewoners. Planten en dieren die er precies de leefomstandigheden vonden die voor hen optimaal waren. De grote variatie aan landschappen maakte Nederland een land waar veel verschillende soorten konden gedijen.

Diligence en ganzenveer

In het begin van de negentiende eeuw was het palet aan landschappen het meest divers en kleurrijk. De eerste schrijvende wandelaars lieten dat mooi zien. Zoals Jacob van Lennep. In de zomer van 1823 maakte hij met zijn studiegenoot Dirk van Hogendorp een tocht van ruim drie maanden door Nederland. Het dagboek dat Van Lennep bijhield, is veel later uitgegeven: in 1942 en opnieuw in 2000. Ze trokken een zomerlang door ons geschiedenisboek, al bladerend. “Het Nederland dat Van Lennep en Van Hogendorp doorkruisten, was een land dat leefde in de laatste jaren van diligence, ganzenveer en tondeldoos, van besloten dorpen en landstreken, van stadspoort en wildernis”, schrijven Geert Mak en Marita Mathijsen bij de meest recente uitgave van Van Lenneps dagboek. Er lag in het hele land nog geen vijfhonderd kilometer verharde weg, het meeste transport ging per trekschuit, molens draaiden op water en wind, de landerijen waren “gevarieerder, er waren meer soorten gewassen, meer gras- en bloemsoorten, meer kleuren. Het vee was kleiner en bonter”. In zijn dagboek dichtte Van Lennep lyrisch over wat hij zag. Over Gaasterland bijvoorbeeld: “Ginds komt langs ’t malse groen der vette klaverweien/de melkmeid met haar vracht al zingend op hem aan./Wat verder lacht, omheind door olm en populieren,/ hem ’t schitterend koolzaad of de bleke boekweit toe,/waar vink en nachtegaal hun deuntjes tierelieren/in haag of meidoorn, de woudzang nooit eens moe.” Als de jonge heren door Drenthe trekken, zet Van Lennep er nog een tandje bij: “De blauwe bloemen van het vlas zijn hier zo puur,/dat ze niet onderdoen voor ’t hemels azuur” en even verder: “of waar jeneverbes en heideplant,/ met hun takken slingeren over het zand/terwijl ze tintelen van de gloed,/die de avondschemer overlopen doet”.

Dat het niet verdwijne

Ruim een halve eeuw later, in 1878, begon Jacobus Craandijk aan de eerste wandeling die uiteindelijk leidde tot de reeks Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Niet zomaar een reeks. Acht kloeke boeken vol beschrijvingen van wat Nederland in die dagen te bieden heeft aan landschappen, natuur, architectuur, kunst en cultuurhistorie. Craandijk, in het dagelijks leven dominee in een doopsgezinde kerk, was een man met een missie. Hij wilde zijn landgenoten kennis laten maken met al dat moois dat Nederland te bieden heeft. Opdat het bewaard bleef. Want het geschiedenisboek was weliswaar nog intact, maar een aantal hoofdstukken begon zichtbaar dunner te worden. “Nog is er veel ouds en eigenaardigs hier en daar over. Dit werk zal er toe moeten medewerken, dat het niet verdwijne, zonder sporen natelaten.” Een monument van het verdwijnend Nederland, dat wilde hij oprichten. Het was de tijd dat de schilders van de Haagse School met dezelfde ambitie eropuit trokken. Ze maakten zich net als Craandijk zorgen over het verdwijnen van de vertrouwde landschappen. Stoommachines vervingen molens, treinen trekschuiten, steden breidden uit, er verrezen fabrieken, er werden kanalen gegraven. Voordat het te laat was, wilden schilders als Jozef Israëls, Jan Hendrik Weissenbruch, Willem Roelofs en Julius van de Sande Bakhuyzen het landschap vastleggen, inclusief de mensen die er woonden en werkten. Dat deden ze in West-Nederland, maar ook langs de zuidkant van de Veluwe en in Drenthe. Schrijver en schilder kwamen tot andere ervaringen. Craandijk heeft het maar matig naar z’n zin in Drenthe: “Wat kan men er verwachten, dan afmattende eentoonigheid, afgelegen boerendorpjes en ver uiteen verspreide gehuchten, zandige wegen, verzengenden zonnengloed in den korten zomer, doodsche vlakten, waarop gij uren lang omdwalen kunt, zonder een levend wezen te zien, dan op zijn hoogst een herder, met zijn hond en zijn schapen, waarvan de hond nog wel het vernuftigste schepsel is.” Ongeveer in dezelfde tijd schilderde Van de Sande Bakhuyzen het idyllische tafereel van een Rustende koeienhoeder. Ook dat was Drenthe.

Natuursport

Niet lang na Craandijk en de schilders die Holland op z’n mooist hebben bewaard voor ons, ging de zorg over verdwijnende landschappen over in actie. De Amsterdamse schoolmeesters Jac.P. Thijsse en Eli Heimans namen hun leerlingen mee naar buiten. Ze introduceerden de natuursport, een combinatie van wandelen en het bestuderen van planten en dieren, in de overtuiging dat kennis leidt tot liefde en eerbied voor de schoonheid van de natuur. Beide waren bovendien betrokken bij de eerste natuurbeschermingsorganisaties, waaronder Natuurmonumenten. De vereniging wil zich inzetten voor het behoud van natuurgebieden, want “reeds zoo menige schoone belangwekkende plek [is] door de cultuur zodanig gewijzigd dat zij al hare aantrekkelijkheid daarbij inboet”. Thijsse, vanaf z’n kinderjaren al een hartstochtelijk wandelaar, spoorde met z’n Verkade-albums nog eens extra aan om landschap en natuur te ontdekken. Op blijmoedige toon wees hij zijn lezers op al dat moois dat er in ons land te zien, te horen en te ruiken was. Hij leidde Nederlanders rond in hun eigen omgeving, van Texel tot het Geuldal, en liet ze zien wat een rijkdom aan planten en dieren er in de verschillende landschappen, van De bonte wei tot Bosch en heide, leefden. “Maar al te veel Nederlanders beseffen nog niet, in welk heerlijk land zij het voorrecht hebben te leven”, is zijn openingszin van Waar wij wonen. Op zorgen over bladzijden of hoofdstukken die uit ons geschiedenisboek werden gescheurd, zul je Thijsse in de Verkade-albums niet gauw betrappen. Die bewaarde hij voor ingezonden brieven en de bestuursvergaderingen van Natuurmonumenten.Hij wilde zijn landgenoten wijzen op de schoonheid van het land waarin ze leefden. Want een besef van schoonheid doet koesteren en beschermen.

Dode akkers en weilanden

Maken we weer een sprong in de tijd. Ruim een eeuw na Thijsse wandelen we als nooit tevoren. Ook trekken er weer schrijvers het land door. Maar wat is er van het land van Van Lennep, Craandijk en Thijsse over? Het geschiedenisboek lijkt herschreven. Hij is veel dunner. Ontginningen en ruilverkavelingen hebben het land totaal veranderd. Grootschaligheid en eenvormigheid namen het over van kleinschaligheid en variatie. Houtwallen, singels, hagen, heggen, hoogstamboomgaarden moesten wijken. Woonwijken en bedrijventerreinen verdreven boerenerven. Nieuwe wegen doorsneden historische landschapspatronen, ernaast verrijzen nu giga-blokkendozen waar de spullen liggen opgeslagen die we online bestellen. En daartussen liggen verspreid natuurgebieden. Voor zijn boek Handboek voor natuurwandelingen trok Koos Dijksterhuis door twaalf landschappen, een doorsnede van wat het land te bieden heeft. Er is nog veel te zien aan planten, dieren, bomen, paddenstoelen en insecten. Maar dat is maar een deel van het verhaal. “Tijdens de wandelingen (…) heb ik veel akkers en weilanden gezien die met drijfmest en tientallen soorten vergif zo dood waren gespoten dat het me verdriet deed.” Journalist Caspar Janssen verging het niet veel anders. Hij maakte een voettocht van anderhalf jaar door Nederland en bundelde z’n belevenissen in Caspar loopt. Hij kwam op mooie plekken: uiterwaarden van Rijn en Waal, beekdallandschappen als de Ruiten Aa, landgoederen, het Zuid-Limburgse heuvelland. Maar in Gaasterland, waar Van Lennep twee eeuwen geleden nog zo lyrisch over dichtte, ziet hij hoe het land er bij ligt. Boeren maakten met de overheid de afspraak dat zij in hun streek natuur de ruimte zouden geven. “Hier was (…) te zien wat je dan krijgt”, schrijft Janssen. “Maisvelden dus, lelieteelt met flauwvallende omwonenden vanwege overvloedig gifgebruik, en een imker die zijn koninginnen niet meer groot kreeg. En dat in een regio die in potentie tot de mooiste van Nederland behoort, en een regio die zich juist heel goed leent voor een natuurrijke landbouw of een landbouwrijke natuur.”

Bollen en blaarkoppen

Daarvan ziet hij op zijn tocht door ons land ook mooie voorbeelden. Bij een biologische bollenteler in Noord-Holland bijvoorbeeld, waar veldleeuweriken, gele kwikstaarten, kieviten, scholeksters, patrijzen, fazanten, kneuen, geelgorzen en kepen broeden en voedsel zoeken. In Flevoland wandelt hij met een natuurboer tussen zijn blaarkoppen, terwijl putters, graspiepers en sijsjes om hen heen vliegen. In Zuid-Holland ziet hij hoe effectief de aanleg door boeren van keverbanken (verhoogde stroken land ingezaaid met grassen en bloemen) is voor insecten en patrijzen. Zo zijn er meer voorbeelden die de burger moed geven. De aandacht voor heggen, hagen en houtwallen is terug. Gaat er toch nog wat terecht komen van het Deltaplan voor het Landschap van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, een plan om alle randen van akkers en graslanden in te planten met bomen en struiken, en sloten te voorzien van glooiende, natuurlijke oevers? Voor de financiering is de hoop gevestigd op het nieuwe landbouwbeleid van de Europese Unie dat in 2021 ingaat. Ook de Nationale Bossenstrategie, die in de maak is, kan een flinke bijdrage leveren de opknapbeurt van onze landschappen. Natuurmonumenten en andere organisaties kiezen er meer en meer voor om bij het beheer van hun natuurgebieden alleen nog samen te werken met boeren die mee willen doen met het versterken van natuurwaarden. Samen met de Herenboeren bij Rotterdam gaan onze boswachters nieuwe boomsingels, rijen knotbomen en een voedselbos aanplanten. Caring Farmers, een organisatie van natuurvriendelijke boeren, plant dit jaar 50.000 en volgend jaar 500.000 bomen op en tussen hun weilanden en akkers. We hoeven ons geschiedenisboek dus niet bij het oud papier te gooien. Er zijn heel veel bladzijden uit het boek gescheurd. Die krijgen we niet meer terug. Maar we kunnen wel nieuwe hoofdstukken toevoegen en zo het boek weer dikker en afwisselender maken.

Puur Natuur

Dit verhaal staat in de nieuwste Puur Natuur, het natuurmagazine van Nederland. Wil je ook elk seizoen Puur Natuur in de brievenbus ontvangen? Word dan lid van Natuurmonumenten en help ons de natuur te beschermen.

Zin in een wandeling?

Geïnspireerd door al die wandelverhalen? Ga zelf op pad met een van onze routes. In het routeoverzicht vind je een wandelroute bij jou in de buurt.

Frans Bosscher