Ga direct naar inhoud
Nieuws

Natuurbehoud is een dienst, betaal boeren daarvoor

15 juni 2018 | Natuurmonumenten

Als we meer ruimte voor natuurwaarden willen is het onterecht om daar alleen boeren op aan te spreken, schrijven landbouwbestuurder Marc Calon en Marc van den Tweel van Natuurmonumenten samen.

Groene zandloopkever

Na recente rapporten over insectensterfte en verlies van weidevogels is de conclusie onontkoombaar: de natuur in ons buitengebied staat zwaar onder druk. Brits, Duits en Frans wetenschappelijk onderzoek laat vergelijkbare trends zien.

Maar veel reacties stellen alleen de landbouw in een kwaad daglicht: boeren die laks om zouden gaan met hun leefomgeving en hun verantwoordelijkheid verzaken. Die beeldvorming is niet terecht en duwt een oplossing juist verder weg. Want boeren en natuurorganisaties zijn bondgenoten.

Uit de Europese studies rijst een eenduidig beeld op. Insectenaantallen zijn de voorbije decennia gehalveerd. En het verlies baart ons zorgen. Het is aannemelijk dat die achteruitgang gedeeltelijk samenhangt met intensivering in de Europese landbouw. Maar het staat ook vast dat een groot aantal andere factoren een rol speelt. Het verdwijnen van rommelige ‘overhoekjes’ in ons landschap, de toename van industrie, verkeer, bebouwing, kunstverlichting, of medicijnresten in ons water.

Het is fact free om alleen de agrarische sector aan te kijken op het verlies van biodiversiteit. Om het tij te keren, is het noodzakelijk om ook de achterliggende oorzaken te zien, en de kansen die boerenbedrijven kunnen bieden.

Producten voor de markt

Boeren zijn boeren. Met hulp van de natuur leveren ze die producten waar de markt om vraagt, tegen een vergoeding die de samenleving daarvoor over heeft. En daarin zijn ze succesvol. We vinden het vanzelfsprekend dat ons voedsel gezond, lekker en van topkwaliteit is. We vinden het ook vanzelfsprekend dat ons voedsel goedkoop is, en onbeperkt beschikbaar. Soms zouden we bijna vergeten dat het niet vanzelfsprekend is. Wat ons betreft mogen de boeren die dit mogelijk maken, meer nog dan nu, gezien worden als de helden van onze samenleving.

Kortetermijnwinst is daarbij nooit aan de orde. Boeren werken er dagelijks aan om een levensvatbaar familiebedrijf in de benen te houden, en eventueel over te dragen aan hun kinderen. Dat is niet eenvoudig. Boeren concurreren op dure grond met hoge kosten in een open wereldeconomie met smalle marges.

De worsteling die dit voor veel familiebedrijven met zich meebrengt, blijkt uit de statistieken. Dagelijks stoppen vijf boerenbedrijven in Nederland, blijkt uit CBS-cijfers. Daarmee verdwijnt ook veel kennis. Het totaal aantal boerenbedrijven is de voorbije 25 jaar gehalveerd. Steeds minder boerenbedrijven proberen dezelfde hoeveelheid voedsel steeds efficiënter te produceren om nog iets over te houden van hun geïnvesteerde euro.

De Nederlandse boer sluit zijn ogen niet voor de effecten van zijn bedrijfsvoering op natuur en landschap. Het dominante mechanisme van schaalvergroting en intensivering loopt tegen zijn grenzen aan. Als we onze landbouwsector ook op langere termijn willen behouden, moet er wat gebeuren. Namelijk blijven streven naar een hogere kwaliteitsstandaard met meer toegevoegde waarde: meer kwaliteit voor natuur en landschap én het inkomen van de boer en de tuinder.

Koploper in efficiëntie

Die transitie is volop gaande. De Nederlandse land- en tuinbouw is mondiaal koploper, bijvoorbeeld in het efficiënt benutten van hulp- en grondstoffen. Boeren werken in hun eigen streek volop samen met natuurorganisaties om boerenlandnatuur te behouden en te versterken. En kunnen, als de samenleving dat wil en betaalt, nog meer biotopen produceren.

In de kern is het simpel: als we als samenleving willen dat boeren nog meer bijdragen aan een bio-divers platteland dan moeten we dat mogelijk maken. Boeren die op hun bedrijf rekening houden met weidevogels, bloemrijke akkerranden, bodemkwaliteit en koeien in de wei leveren daarmee een belangrijke maatschappelijke dienst. Tegenover zulke maatschappelijke diensten moeten ook maatschappelijke vergoedingen staan. Vanuit de consument – die bereid is om voor deze toegevoegde waarden te betalen. En vanuit de overheid – die eerlijke vergoedingen beschikbaar stelt voor boeren die publieke diensten leveren. Maar ook met wet- en regelgeving het werken aan een natuurinclusief platteland stimuleren en ondersteunen.

Dat is nu nog geen praktijk. Veel boeren zitten in een ‘locked in-situatie’ waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn. De burger en natuurorganisaties stellen steeds hogere eisen aan hoe ons voedsel geproduceerd moet worden. Maar de consument scant prijzen en grijpt vaak naar het onderste schap. De overheid vertaalt deze hogere eisen in telkens veranderende wet- en regelgeving waaraan boeren moeten voldoen en waarvoor ze vaak fors moeten investeren. Zij kunnen deze situatie niet doorbreken.

Keten van partijen

Ons systeem van voedselproductie is een keten waarin veel partijen hun rol hebben te nemen. Niet alleen boeren, – maar ook overheden, banken, tussenhandel, supermarkten en consumenten. En natuurorganisaties. Alleen gezamenlijk kan de transitie gemaakt worden naar een landbouwmodel waarin de boer gestimuleerd wordt meer natuurlijke processen en maatschappelijke diensten in te passen in hun bedrijfsvoering en daarvoor loon naar werk ontvangt.

Het is onhaalbaar en onterecht om van boeren te eisen dat zij deze transitie eenzijdig en eigenstandig realiseren. En het is onjuist om alleen boeren verantwoordelijk te houden voor de doorwerking van ons gehele voedselsysteem in ons Nederlandse landschap.



Marc Calon is voorzitter van Land- en Tuinbouworganisatie LTO Nederland.

Marc van den Tweel is algemeen directeur van Vereniging Natuurmonumenten.



Deze opinie is geplaatst in het NRC Handelsblad op 15 juni 2018

Natuurmonumenten