Ga direct naar inhoud

Bunzing

Om een bunzing te zien, moet je wat geluk hebben. Deze mooie marterachtige leeft een verborgen leven en is vooral in avond en nacht op pad. Behalve in de zomer, dan laat hij zich ook overdag bespieden. Lees hier alles over dit prachtig dier: herkenning, leefwijze, verspreiding en bescherming.

Bunzing leidt verborgen leven

Herkenning

De bunzing (Mustela putorius) is een van de zeven soorten inheemse marterachtigen die in ons land leven. De bunzing is te herkennen aan een ‘boevenmasker’ van zwarte haren rondom zijn ogen met daaromheen een band van witte of gelige haren. Ook heeft hij een mooie, chocoladebruine vacht waar de lichtere ondervacht doorheen schijnt. 

Kenmerken

  • Lengte 46-65 centimeter
  • Mannetje stuk groter dan vrouwtje
  • Mannetje 500 tot 1800 gram, vrouwtje 300 tot 900 gram
  • Donkerbruine vacht in de zomer, lichtbruin in de winter
  • ‘Boevenmasker’ van zwarte haren omringd door witte of gele haren op zijn kop

Met familieleden als das, otter of hermelijn is verwarring niet gauw mogelijk, maar er zijn twee neven waarbij het opletten geblazen is. Heeft het dier een lichte keelvlek? Dan gaat het niet om een bunzing, maar om steen- of boommarter

Waar komt de bunzing voor?

De bunzing vind je door heel Europa, behalve het noorden van Scandinavië, Griekenland en eilanden in de Middellandse Zee. Ook door bijna heel Nederland tref je hem, zelfs in tuinen in de stad. Echt kieskeurig is ie dus niet, maar een beetje variatie vindt hij wel fijn. Er moet plek zijn om overdag te schuilen, veilige plekken om over te steken en voldoende voedsel.

Overdag slaapt hij graag in holle bomen, konijnenholen, takkenbossen of een rommelschuurtje. In de avond en nacht gaat de bunzing op pad, en daarbij kan hij flinke afstanden afleggen. Afhankelijk van het voedselaanbod varieert zijn leefgebied van tien tot soms enkele duizenden hectares.

Slimme jager

De bunzing is een landroofdier. Alles wat er aan prooidier voor zijn neus komt, probeert hij te pakken. Zijn menu is dus heel breed, met konijnen, hazen, muizen, vogels, insecten, amfibieën, reptielen en zo meer. Het slimme is dat hij per prooi zijn vangtechniek aanpast. Zo grijpt hij een kikker in de nek, een muis bij de kop en een konijn in neus of nek. 

Een ander slimmigheidje is dat hij een appeltje voor de dorst bewaart. Hij legt een ‘voorraadkast’ aan onder de grond, in een graspol of in een boomholte. Om te zorgen dat de voorraad vers blijft, bijt hij de prooi in de rug en verlamt deze, maar doodt nog niet. Zijn menu vult de bunzing trouwens wel aan met fruit en bessen, 100 procent vleeseter is hij dus niet.

Paartijd en jongen

De enige periode in het jaar dat de bunzing zich ook overdag laat zien is tijdens de paartijd en als hij jongen heeft. In april en mei wordt er gepaard, waarbij de mannen zo agressief naar elkaar zijn dat ze overdag achter elkaar aan rennen. Ook de paring tussen man en vrouw verloopt niet zachtzinnig. 

Na gemiddeld 45 dagen zwangerschap werpt het vrouwtje haar 3 tot 7 jongen in een verlaten vossenburcht, konijnenhol of holle boom. Zij brengt ze alleen groot, de man is niet welkom bij het nest. Na twee maanden mogen de jongen met moeder mee naar buiten en gaan op verkenning uit. 

Nog eens twee maanden later, begin van de herfst, staan de jonge bunzings op eigen benen. De jonge mannetjes gaan zwerven, op zoek naar een eigen territorium, terwijl de jonge vrouwtjes dichter bij de moeder blijven. 

Zo ontdek je een bunzing

Je ruikt de bunzing vaak eerder dan dat je hem ziet. Stinken! Bij gevaar spuit de bunzing een melkachtige vloeistof uit zijn geurklieren bij de staart. Tot wel een halve meter ver, en de geur is nóg verder te ruiken. Ook zijn territorium markeert hij hiermee. Neus in de wind dus!

Bescherming van de bunzing

Boswachter Miranda Fieret werkt in beheereenheid West-Brabant, waar de bunzing van oudsher voorkomt.

“Vlak bij de stad Roosendaal ligt het landgoed de Visdonk. Het leuke van die naam is dat ‘vis’ in dit geval komt van het oude woord ‘fis’, dat bunzing betekent. En ‘donk’ staat voor een zandige ophoging in moerassig gebied. De bunzing komt hier nog altijd voor, maar je moet echt veel geluk hebben om er eentje levend te zien.

Net als de andere kleine marterachtigen lijkt de bunzing helaas achteruit te gaan. Natuurlijke vijanden heeft hij niet, en bedreiging komt vooral van verkeer en veranderende landschappen. 

De bunzing leeft graag in een wat ‘rommelige’, kleinschalige omgeving. We helpen de bunzing enorm als we overhoekjes creëren, takkenbossen laten liggen en holle bomen laten staan. Zo hebben ze voldoende plek om te schuilen.”

Weetjes over de bunzing

  • In het wild worden bunzings maximaal vier tot vijf jaar oud. Het oudste in gevangenschap gehouden dier werd ruim 11 jaar.
  • De grootte van een leefgebied wisselt van 8 tot 1000 hectare
  • In de winter zoekt de bunzing een warmere schuilplaats dan in de zomer, onder stro- en hooibalen bij boerderijen.

Lees verder over andere marterachtigen