Ga direct naar inhoud

Waarom zijn wilde bloemen zo belangrijk?

Wilde bloemen staan al jaren onder druk. En daarmee ook insecten en vogels. Soorten verdwijnen: ruim 2 miljoen hectare aan graslanden, akkers, bermen en andere velden zijn soortenarm geworden. Wat zijn de bedreigingen en waarom zijn bloemen belangrijk?

Oranjetipje op pinksterbloem

Vroeger was Nederland een stuk bloemrijker. Bermen, akkers, weilanden en natuurgebieden kleurden ons landschap. Insecten gonsden volop en vogels zongen overal in de lucht. Helaas staat dit alles al jaren onder druk. Maar liefst 2 miljoen hectare aan graslanden, akkers en andere velden zijn in een eeuw tijd soortenarm geworden. Dat is bijna 90 procent van het totale oppervlak aan bloemrijke vegetatie. 

De belangrijkste oorzaak is intensivering van de landbouw (kunstmest, pesticiden, ontwatering, andere gewaskeuze, verdwijnen van hagen en bomen), met als gevolg stikstofproblematiek, verdroging en vermesting. Daarnaast spelen versnippering en klimaatverandering een belangrijke rol.

Achteruitgang insecten

Niet alleen zijn bloemen verdwenen, maar daarmee ook insecten die afhankelijk zijn van planten voor hun nectar, stuifmeel, als voedsel voor larven of als schuilplek. Het is een wisselwerking, want omgekeerd hebben bloemen ook insecten nodig voor hun bestuiving. Voor 80 procent van de planten geldt: zonder bestuiving geen voortplanting. 

Wetenschappers hebben becijferd hoe slecht de insecten er in ons land voor staan. De afgelopen decennia is er een afname aan insecten in Nederland van 54 procent (nachtvlinders) tot zelfs 72 procent (loopkevers). Verder is bekend dat er wat betreft dagvlinders in een halve eeuw maar liefst 20 soorten zijn uitgestorven. En 10 andere vlindersoorten staan op de nominatie te verdwijnen. 

Insectenetende vogels

De sterke achteruitgang van planten en insecten vertaalt zich door in de vogels. In heel Europa kelderen de aantallen: in de afgelopen 40 jaar is een kwart van de Europese vogels verdwenen. En die achteruitgang is het sterkst bij insectenetende vogelsoorten. Met name de insectenetende boerenlandvogels daalden een stuk harder dan de insectenetende bosvogels. 

Ook in ons land zijn veel insectenetende vogels op de Rode Lijst beland – de lijst die aangeeft of soorten kwetsbaar of bedreigd worden. Typische boerenlandvogels als de grauwe gors, de veldleeuwerik, boerenzwaluw, grutto, wulp en tureluur staan erop. Broedvogels die het moeten hebben van een bloemrijke omgeving met veel insecten.

Bloem en dier, niet zonder elkaar

Nu zijn er bloemen die allerlei soorten insecten aantrekken, maar je hebt ze ook die een heel specifieke relatie hebben. Vooral onder de zeldzamere kom je bijzondere relaties tegen. Ecoloog Bart de Haan van Natuurmonumenten kent een rits voorbeelden van bloem-dierrelaties en weet hoe het doorwerkt wanneer het slecht gaat met plant of leefgebied. Twee bijzondere voorbeelden.

Knautiabij en beemdkroon

“Neem de knautiabij. Een wilde bij die volledig afhankelijk is van de plant beemdkroon (Knautia is de wetenschappelijke naam). Vroeger waren beide veel algemener dan nu. Het vrouwtje van de knautiabij gebruikt stuifmeel van deze paarsbloeiende plant als voedsel voor haar larven. Ze maakt nestholletjes in de grond waarin ze haar eitjes legt, met daarbij een voedselpakketje. Ook bestaat er een wespje, de knautiawespbij, dat juist háár eitjes weer legt op de voedselvoorraad van de knautiabij. Een broedparasiet dus. Je begrijpt het al, met het verdwijnen van de plant, verdwijnen ook deze insecten.”

Zilveren maan en moerasviooltje

“De zilveren maan is ook typisch een soort die afhankelijk is van slechts één plantensoort. Deze zeldzame dagvlindersoort legt haar eitjes in het binnenland uitsluitend op moerasviooltje. Honderd jaar geleden was deze vlinder op veel plekken in ons land algemeen, maar nu komt hij nog maar in een paar gebieden voor. Een daarvan is een deel van de Sallandse Heuvelrug. Rondom dit gebied lagen vroeger moerassen met moerasviooltje, waardoor de zilveren maan in een wijde omgeving er terechtkon.” 

“Maar die moerassen zijn verdwenen. De vlinder kon nergens anders meer terecht dan die ene plek waar hij nu nog voorkomt. Het leefgebied is nu zó klein geworden en de populatie te geïsoleerd, dat het een kwestie van tijd is dat ie uitsterft. Dit illustreert hoe belangrijk het is dat niet alleen natuurgebieden bloemrijk zijn, maar óók de omgeving er omheen. Het vergroten en verbinden van natuurgebieden is van levensbelang voor veel soorten.”