‘De drieteenstrandlopers bij Griend zijn mobieler dan ik dacht’
Sinds promovenda Emma Penning vorig jaar slimme zendertjes op een kleine honderd drieteenstrandlopertjes heeft gehangen, weet ze waarom ze voorheen zo verschrikkelijk veel – tevergeefs – langs de waterlijn van Griend heeft gesjokt. ‘Ik kon de vogels vaak niet vinden omdat ze veel verder weg blijken te foerageren dan ik dacht.’
Tekst Rob Buiter
Nieuwe zenders
Wanneer de drieteentjes in de loop van juli en augustus alweer uit de noordelijke broedgebieden terugkeren, wegen ze net een half ons. Penning, promovenda aan het Texelse NIOZ, onderzoekt waarom Griend zo populair is bij drieteentjes, maar bij dat onderzoek kan ze op zulke lichte vogeltjes geen satellietzenders gebruiken. ‘Die zendertjes worden weliswaar steeds kleiner, maar nog steeds te zwaar voor deze vogels. In plaats daarvan hebben we een systeem gebruikt dat collega Allert Bijleveld heeft ontwikkeld, met nieuwe zendertjes van net tweeëneenhalve gram, die als het ware een kruispeiling maken met drie vaste antennes in het gebied. Daaruit kan ik precies aflezen waar ze uithangen. En zo kwam ik er dus achter dat de vogels die Griend als rustplek gebruiken net zo makkelijk op de Ballastplaat, bij Harlingen naar garnalen gaan zoeken als rond Griend zelf.’
Gezenderde drieteenstrandloper op Griend
Eerder arriveren
Penning zag haar vogels in 2018 later op Griend aankomen dan eerdere jaren. ‘Dan heb je het dus over gemiddeld “maar” een week later’, zo nuanceert zij, ‘maar tegelijk is dat wel een belangrijk signaal. Uit onderzoek van collega Jeroen Reneerkens op Groenland was al duidelijk dat hij door een hardnekkig sneeuwdek op het onderzoeksstation eigenlijk geen succesvolle broedgevallen had gevonden. Wij hebben uiteindelijk wel jonge dieren op Griend zien aankomen, blijkbaar uit andere gebieden, maar de aantallen waren duidelijk lager dan in het heel goede jaar 2017 en dus ook later dan normaal.’
Worstelen met een kokkel
Waar op zijn minst een deel van het hoge noorden te maken had met een hardnekkig sneeuwdek in het vroege voorjaar, was de zomer in Nederland juist uitzonderlijk warm en droog. ‘Op het wad hebben vogels daar niet direct last van’, denkt Penning. ‘Tegelijk zagen we dit jaar wel meer drieteentjes die worstelden met kokkelschelpen. Blijkbaar door de warmte lagen veel volwassen schelpdieren open. Drieteentjes en ook andere vogels proberen daarvan te profiteren, maar worden dan nogal eens verrast door de kokkels die hun schelp om de poten of de snavel van de vogels sluiten. Vandaar dat we dit jaar nogal eens vogels met een kokkel om hun poot of snavel geklemd zagen rondlopen.’
Roze braakballen
De bulk van het drietenenvoer bestaat toch uit garnalen, weet Penning. ‘Dit jaar leken er zelfs meer garnalen voor handen dan anders. We zagen maar weinig vogels op wormen jagen. Wat ik niet wist voor ik aan dit onderzoek begon, is dat drieteentjes ook braakballetjes produceren, ongeveer ter grootte van mijn pinknagel. Die zijn meestal roze van kleur door de restjes van garnalen en ook van kleine krabbetjes die ze hebben gegeten. Ik heb ook de nodige poepjes van de vogels verzameld, die ik op DNA wil analyseren. Zo hoop ik een nog beter beeld te krijgen van het dieet van de vogels.’
Roze braakbal
Aan het werk!
Samen met de bulk van de drietenen heeft Penning Griend inmiddels verlaten. ‘De Afrikaanse overwinteraars vertrekken altijd als eerste. Die tanken in razend tempo bij en vertrekken dan naar Afrika om daar te ruien. De vogels die in Europa blijven overwinteren doen het iets rustiger aan. Die ruien vaak rond Griend. Voor mijzelf was dit voorlopig het laatste veldseizoen, ben ik bang. Ik ben nu achter mijn bureau gedoken om de komende maanden alle veldgegevens uit te werken. Over een kleine twee jaar hoop ik al mijn bevindingen in een proefschrift te kunnen presenteren.’