Het eind van het seizoen: vlinders en vogels (blog 7)
De laatste weken van de vogelwacht Griend zijn ten einde gekomen. Eerder hebben we vooral aandacht besteed aan de broedvogels en de vele wadvogels die het eiland tijdens hoogwater bezoeken. Maar Griend heeft veel meer te bieden. Daarom nogmaals aandacht voor vlinders en vooral voor flora en vegetatie.

Vlinders
In het vorige blog is melding gemaakt van een grote groep van meer dan 100 atalanta’s die bij de enige groep struiken op het eiland hun ‘bruidsvlucht’ uitvoeren. Ook in de weken erna wordt dit fenomeen waargenomen. Bovendien wordt een scala aan andere soorten vlinders gezien, waaronder dagpauwoog, distelvlinder, kleine vos en kleine vuurvlinder. Vooral opvallend zijn de vele koolwitjes (hoofdzakelijk groot en klein koolwitje) die begin juli over het eiland dwarrelen. In een poging om een idee te krijgen van hun aantal hebben de vogelwachters vanaf het balkon een telling gemaakt van vliegende exemplaren boven de kwelder. Totaal werden 132 vliegende ‘witte stipjes’ geteld. Maar… we realiseren ons dat de meeste vlinders onzichtbaar zijn omdat ze op de bloeiende lamsoor zitten. Bovendien strekt onze telling zich uit over een zeer beperkt deel van het eiland. Al rekenend komen we tot de conclusie dat er die dag misschien wel een duizendtal koolwitjes op het eiland aanwezig zijn.
Griend op weg naar een tropisch eiland?
Afgelopen week zijn de eilandbewakers weer op handen en knieën over Griend gekropen om de stand van de vegetatie op te nemen. In 2 van de 27 bemonsterde proefvlakken wordt het dynamische karakter van het eiland maar weer eens bewezen. In proefvlak 2, gelegen aan de zuidelijke strandwal, is een vegetatieopname dit seizoen niet nodig. Het proefvlak wordt door de jaren steeds kleiner door erosie van de strandwal. Nu is er een punt bereikt dat het proefvlak geen vegetatie meer bevat. De komende jaren zal blijken of deze trend doorzet of dat het de andere kant op gaat in de zin van groei. Hetzelfde geldt voor proefvlak 24, gelegen aan de rand van een strandwal tegen de Noorddijk. Hier wandelt de strandwal met kenmerkende soorten zoals reukeloze kamille en strandmelde het proefvlak binnen.

Strandbiet met ernaast het nest van een zilver- of kleine mantelmeeuw
De strandwal is een dynamische strook aan de randen van het eiland. De vorm, breedte en hoogte is aan constante verandering onderhevig. Het is tevens een zone waar relatieve nieuwkomers zich weten te vestigen. Bijvoorbeeld de strandbiet, een kensoort van de ‘Klasse van vloedmerkgemeenschappen’. Het is de voorouder van vele soorten bieten die we allemaal wel kennen: suikerbiet, voederbiet, snijbiet en rode biet. De soort heeft zijn verspreidingsgebied de laatste decennia uitgebreid van Noord-Afrika en Zuid-Europa in noordelijke richting en voelt zich inmiddels tot in Noord-Scandinavië thuis. De toename van deze soort wordt voorzichtig in verband gebracht met een steeds warmer wordend klimaat. Is de soort eetbaar? Wel degelijk, jonge blaadjes kunnen rauw gegeten worden. De smaak wordt omschreven als hartiger/voller dan een normale snijbiet.

Zeeradijs
Een andere typische ‘klimaatvolger’ die hetzelfde pad bewandelt is de zeeradijs. Deze bijna struikachtige plant is eigenlijk een ondersoort van de knopherik. De plant kende voorkort zijn verspreiding langs de kust in Noord-Frankrijk. Rond 2014 worden de eerste planten in het Waddengebied aangetroffen waar deze inmiddels niet meer weg te denken is! Over de eetbaarheid is nog maar weinig bekend, wellicht hebben de Fransozen hier inmiddels ervaring mee.
Tekst: Gijs Bouwmeester en Jan Veen