Ga direct naar inhoud

Bever

De bever heeft ons land heroverd. En overal geeft hij het beek- en rivierenlandschap een nieuwe impuls. Lees alles over ons grootste knaagdier: kenmerken, leefwijze, verspreiding en bescherming.

bever zwemt

Zie hem daar eens soepel door het water gaan. De kop net boven water, neusgaten, ogen en oren bijna op één lijn. Een plaatje dat je op steeds meer plekken kunt zien. Het grootste knaagdier van Europa is helemaal terug in ons land. En het gaat hem goed.

Het herken je een bever?

  • Forse omvang (kop-romplengte 70 tot 100 cm, gewicht 15 – 35 kg)
  • Platte, ‘geschubde’ staart (25-38 cm lang, 12-16 cm breed)
  • Kleine ogen en oren
  • Grote voortanden
  • Zwemvliezen tussen de tenen van de achterpoten
  • Bruine pels

Knaloranje knaagtanden

De bever beschikt over perfect gereedschap voor zijn knaagwerk: vier vlijmscherpe, knaloranje knaagtanden die bedekt zijn met een dikke laag glazuur. Daarmee knagen ze met gemak bomen om met een doorsnede van een halve meter. De tanden groeien hun hele leven door.

Waterdichte vacht

Overal op het noordelijk halfrond zijn bevers bejaagd vanwege hun zeer dichte pels. Die bestaat uit verschillende lagen. Aan de buitenzijde een waterafstotende deklaag met lange, glanzende, vette haren met daaronder grijze wolharen die dicht opeen zitten. Een beverpels telt wel 23.000 haren per cm² (een mens heeft er 300 per cm²).

Staart als roer

Een bijzonder kenmerk van de bever is zijn platte, geschubde staart. Het dient als roer om mee sturen. Vaak zie je ‘m nauwelijks als hij zwemt. Daarnaast gebruiken ze hun staart om alarm te slaan. Bij gevaar klappen de dieren hard met hun staart op het water. Ook gebruiken ze hun staart als vetopslag voor de winter.

Terug van weggeweest

Bevers horen van oudsher thuis in het waterrijke Nederland. Maar er werd eeuwenlang ook volop op gejaagd; pels en vlees waren zeer gewild. Tot de laatste in 1826 werd gedood.

Sinds 1988 zijn ze weer uitgezet in ons land. Eerst in de Biesbosch, daarna  ook in andere gebieden zoals de Gelderse Poort, het Maasdal en het Hunzedal. Van daaruit heeft de bever zich over grote delen van het land gevestigd, zolang er maar genoeg water, voedsel en leefruimte aanwezig is. Ook vanuit Duitsland en België staken bevers de grens over. En in Flevoland ontsnapte in de jaren negentig een aantal dieren uit het Natuurpark in Lelystad. Het vormde de basis van de populatie in de polderbossen zoals het Harderbos.

Ze komen tegenwoordig in alle provincies voor. In totaal leven in Nederland naar schatting 3500 bevers en de populatie groeit nog steeds.

Levenswijze

De bever leeft alleen of in een kleine familie. Zo’n familie bestaat uit een ouderpaar (bevers zijn monogaam), enkele jongen van vorig jaar en twee tot vier nieuwelingen die tussen april en juli worden geboren. De jongen van vorig jaar helpen mee met de verzorging van de pasgeborenen. Elke familie heeft een eigen territorium, die elkaar soms kunnen overlappen. Het leefgebied wordt nauwgezet gemarkeerd met geurstoffen, het zogeheten bevergeil, afkomstig uit een speciale klier.

Een groot deel van hun tijd gaat op aan knagen; bevers hebben heel veel hout nodig. Vaak zie je in hun leefomgeving afgeknabbelde wilgen en essen, soms helemaal gestript. De takken liggen soms in het water te weken. De bast is een lekkernij voor de knaagdieren. Wat overblijft dient vaak als bouwmateriaal voor hun burchten. Naast bast eten de dieren ook planten, worstelstokken, twijgen, bladeren en schors.

Bevers zijn echte nachtdieren. Alleen in de ochtend- of avondschemering bestaat de kans dat je ze aan het werk ziet.

Bever in het avondzonnetje

Bever in het avondzonnetje

Bouwmeesters

Bevers zijn bijzonder kundige bouwmeesters. Elke familie bouwt een burcht langs de oever, vaak aangevuld met dammen om ervoor te zorgen dat de burcht deels altijd onder water staat. De ingang moet altijd onder de waterspiegel blijven, terwijl voor de woonkamer altijd droogte vereist is, ook in de winter. De burcht bestaat uit op elkaar gestapelde takken, waartussen de bever modder en waterplanten aanbrengt ter isolatie.

Zo’n takkenberg kan vele vierkante meters beslaan en is soms wel twee meter hoog. Een beverdam kan tientallen tot meer dan honderd meter lang zijn. Soms maken ze er zelfs een sluis in om hoogwater weg te laten lopen of juist water toe te laten.

Beverburcht

Beverburcht in het Harderbos

Buiten hun burchten en vraatsporen kun je langs de waterkant ook typische ‘beverglijbaantjes’ ontdekken, modderige pekken waar de dieren vaak  het water in- en uitkomen.

Natuurbeheerder

Welke boswachter je er ook over de bever spreekt, ze noemen de bever allemaal een aanwinst voor onze natuur. Hun geknaag zorgt voor variatie en verjonging van het bos. Op de open plekken die ze creëren, steken allerlei lichtminnende planten de kop op. En ’s zomers kortwieken ze hele zones met waterplanten, wat dichtgroeien voorkomt en de doorstroming bevordert.

In het meertje dat ontstaat door hun dammen, bezinkt klei en zand. Dat ondiepe water is weer heel aantrekkelijk voor kikkers, libellen, paaiende vissen en waterplanten. Als het bos ‘op’ is, trekt de beverfamilie naar een volgende plek. Op de verlaten locatie groeit het bos dan weer aan. Zo brengende bevers overal dynamiek in het landschap.

Vraatsporen bever

Vraatsporen langs de Molenplas bij Stevensweert

Bevers in onze gebieden

In steeds meer gebieden verwelkomen onze boswachters de bever. Bekende leefgebieden zijn onder meer de Maasvallei, de Maasuiterwaarden, TiengemetenKempen-Broek, Dal van de Ruiten Aa, het Harderbos en het Geuldal.

Beverroutes

Er is ‘beverroute’ uitgezet waar je sporen van de bever kunt zien en met enig geluk de dieren zelf: de Beverwandelroute op Tiengemeten.