Ga direct naar inhoud

Wintergasten

Elk jaar overwinteren miljoenen vogels uit Scandinavië en Rusland in ons land. De winters zijn hier minder koud en er is genoeg voedsel te vinden voor deze ‘wintergasten’. Rond maart vertrekken de eerste alweer naar hun broedplekken in het noorden. Bekijk hier 10 opvallende wintergasten en ontdek waar je deze vogels kunt spotten.

Drieteenstrandloper wintergast

Drieteenstrandlopers

In augustus komen de eerste al aan. Maar de meeste drieteenstrandlopers strijken in de loop van het najaar neer op onze stranden. Ze dribbelen in groepjes met de golven heen en weer. Alsof ze het water uitdagen maar geen natte poten willen krijgen. De drietenen zijn namelijk op zoek naar wormpjes die ze makkelijk uit het doorweekte zand kunnen trekken. Ze lijken vrij tam en benaderbaar te zijn, maar vliegen wel op als jij (of je hond) te dichtbij komt. En dat kost energie. Hun naam hebben ze overigens te danken aan het ontbreken van een achterteen. Drie tenen dus in plaats van vier. 

In het voorjaar vertrekken ze weer naar de toendra’s in het hoge noorden om te gaan broeden. Maar voorlopig zijn ze nog te zien op onze zandstranden: Schiermonnikoog, Texel, Duinen van Goeree.

Koperwiek wintergast

Koperwiek

Koperwiek

Nederland is voor de koperwiek een goed overwinteringsgebied. De vogel eet vooral bessen van struiken die vanaf de herfst voorradig zijn. De vruchten zitten boordevol suiker en leveren dus snel energie. Belangrijk voor trekvogels zoals de koperwiek en de kramsvogel, een andere lijsterachtige die hier 's winters veelvuldig neerstrijkt.

Wie koperwieken en kramvogels wil spotten, heeft een goede kans in de duinen. Maar de koperwiek kun je ook gewoon in je tuin of in het park tegenkomen. Kijk hier hoe je meer vogels in je tuin krijgt

Kramsvogel

Kramsvogel

Keep

Deze vink uit Scandinavië komt vanaf oktober/november naar ons land. Je ziet hem dan in beukenlanen waar hij samen met ‘onze’ vinken op de grond zoekt naar beukennootjes. Ook in tuinen laat hij zich zien, maar dan moeten er wel boomzaden, liefst die van een beuk, te vinden zijn.

Keep

Keep

Smient

In grote groepen zitten ze op plassen en meren. Soms met duizenden bij elkaar. Vliegt er één op, dan vliegen ze allemaal op. Maar als de smienten op het water zitten, dobberen en slapen ze. Of ze babbelen wat met het kenmerkende gefluit, waaraan ze hun bijnaam ‘fluiteenden’ danken. De mannetjes zijn in de winter fel gekleurd. Met hun roodbruine koppen waarover een gele streep loopt, geven ze kleur aan een vaak grijze omgeving. Ze zijn deze maanden op hun mooist. En dat is eigenlijk vreemd, want dit is niet de tijd dat ze vrouwtjes het hof moeten maken. Echte wintergasten zijn het. Zo’n veertig procent van de populatie in Noordwest-Europa overwintert bij ons; dat komt neer op zo’n 800.000 smienten. Overdag vind je ze op het water. Tegen de avond komen ze in beweging en zoeken ze graslanden op om te eten. Volgegeten gaan ze in de loop van maart weer op weg naar hun broedgebieden in Scandinavië en Siberië.

De mooiste plekken bij Natuurmonumenten om smienten te zien:

Smient

Smient

Wintertaling

Duizenden wintertalingen brengen de winterperiode door op Tiengemeten. Je kunt ze spotten op plassen en de droogvallende slikken op het eiland. Kijk eens goed naar het verenkleed van een wintertaling. Wat een prachtige combinatie van prints heeft deze eend. Het voelt bijna Afrikaans aan!

Hier kun je wintertalingen zien: Tiengemeten, De Wieden, De Onlanden, Aalkeetpolder

Wintertaling

Wintertaling

Grote zaagbek

Door zijn sierlijke bouw en smalle snavel lijkt hij veel op een fuut. Maar het is toch echt een eend. Wel een vreemde, want hij eet vooral vis. Dankzij die gekartelde randen van z’n bek, die lijken op zagen, kan hij een glibberige vis goed vasthouden. Om vis te vangen, duikt hij tot een diepte van zo’n tien meter. Het is dan ook een echte duikeend. Als ze hier  overwinteren duiken grote zaagbekken veel in het IJsselmeer, een geliefde pleisterplaats. Bijna een kwart van de Noordwest-Europese populatie grote zaagbekken overwintert in ons land. Grote zaagbekken kun je bijvoorbeeld zien in het Zwanenwater en De Wieden.

Grote zaagbek

Grote zaagbek

Nonnetje

In de winter zoekt deze kleine eend uit het hoge noorden ons land op. Grote kans dat je ze ziet vanuit de vogelkijkhut in de rietkraag langs het Eemmeer. Ook te spotten in De Wieden, waar ze met heel veel andere eenden dobberen op de weidse plassen.

Nonnetje

Nonnetje

Pijlstaart

Met honderden komen ze naar de delta in Zuid-Holland om te overwinteren, bijvoorbeeld op Tiengemeten en in Voornes Duin. Broeden doen ze vooral in Finland.

Pijlstaart

Pijlstaart

Kleine zwaan

Wereldwijd leven er nog hooguit 15.000 kleine zwanen, waarvan zo’n 10.000 in Nederland overwinteren. Onder meer in onze gebieden De Rijskampen, het Zwarte Meer en de Veluwemeerkust. Daar eten ze veel energierijke wortelknolletjes van waterplanten en oogstresten op akkers. Als dat op is, schrapen ze hun kostje bij elkaar in vochtig boerenland. Vanaf februari vliegen ze in etappes weer terug naar de broedgebieden op de Russische toendra’s, waar ze in mei arriveren.

Kleine zwaan

Kleine zwaan

Rotgans

De rotgans heeft zijn naam te danken aan het geluid dat hij maakt: rrrot, rrrot, rrrot. Zo’n honderdduizend rotganzen komen elk najaar naar het grootste vogelrestaurant van de wereld, de Waddenzee. Ze hebben dan meer dan vierduizend kilometer afgelegd! In de wintermaanden eet een rotgans zoveel dat hij meer dan een derde van z’n gewicht aankomt. Voor mensen is dat niet verstandig, maar voor de rotgans is het de gewoonste zaak van de wereld. Wij boswachters hebben een belangrijke taak. Wij moeten ervoor zorgen dat de rotganzen kunnen uitrusten en bunkeren. Want binnenkort moeten ze weer die vlucht van vierduizend kilometer maken, terug naar de toendra’s van Siberië om te gaan broeden.

Vooral te zien in het noorden van ons land: Texel, Schiermonnikoog, De Putten (bij de Hondsbossche Zeewering).

Rotgans

Rotgans

Klapekster

De klapekster heeft, net als zijn familielid de grauwe klauwier, geen beste reputatie. Vanuit ons menselijk perspectief gaat hij niet erg respectvol om met de muizen, vogels, hagedissen en grote insecten die hij vangt. Hij prikt ze namelijk op een doorn of prikkeldraad, waar ze blijven hangen tot meneer of mevrouw honger krijgt. Het is geen fraai gezicht. En dan is er nog dat masker, dat hem een boeventronie bezorgt. Sinds 1999 broeden klapeksters niet meer in ons land, dat doen ze elders in Noord-Europa. Wel komen er nog enkele honderden overwinteren.

Gebieden van Natuurmonumenten waar de klapekster leeft: Dwingelderveld, Ruiten A, FochteloërveenDe Wieden, Harderbroek, Leuvenumse Bossen, Zuid-Kennemerland, Loonse en Drunense Duinen, Kampina, Sint-Jansberg, Stippelberg en Brunssummerheide.

Klapekster

Klapekster

Blauwe kiekendief

In de winter komen de blauwe kiekendieven uit Scandinavië naar Nederland om te overwinteren. Ze jagen in open landschap op kleine zoogdieren. Maar ze hebben het niet makkelijk; het aantal blauwe kiekendieven neemt al jaren af in Europa. In natuurgebied Uithuizerwad krijgen ze de ruimte en zijn ze ’s winters goed te bekijken bij verschillende uitkijkpunten. Ook te zien op de Waddeneilanden, zoals Schiermonnikoog en Texel.

Blauwe kiekendief

Blauwe kiekendief